Definities van Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal in de Ensie A
- aestheticus
- aesthetisch
- aether
- aetherisch
- aetiologie
- af
- afbakenen
- afbeelden
- afbeelding
- afbellen
- afbestellen
- afbetalen
- afbetaling
- afbetten
- afbeulen
- afbidden
- afbijten
- afbikken
- afbiljoenen
- afbinden
- afbladderen
- afblijven
- afblokken (zich-)
- afboeten
- afbonken
- afborgen
- afbottelen
- afbraak
- afbranden
- afbrassen
- afbreken
- afbrekingsteken
- afbreuk
- afbrijnen
- afbrokkelen
- afdak
- afdalen
- afdammen
- afdanken
- afdeinzen
- afdekken
- afdekverf
- afdelen
- afdeling
- afdelingschef
- afdingen
- afdoen
- afdoend
- afdoener
- afdoening
- afdokken
- afdolen
- afdraaien
- afdragen
- afdreggen
- afdreigen
- afdreiging
- afdrift
- afdrijven
- afdrinken
- afdrogen
- afdruipen
- afdruk
- afdrukken
- afdwalen
- afdwingen
- afexerceren
- affaire
- affect
- affectatie
- affecteren
- affectie
- affectief
- affiche
- afficheren
- affidavit
- affiliatie
- affineren
- affiniteit
- affixum
- affluentie
- affodil(le)
- affreus
- affront
- affronteren
- affuit
- afgaan
- afgang
- afgebliksemd
- afgeborsteld
- afgebroken
- afgedaan
- afgedieft
- afgedokterd
- afgedrieduivekaterd
- afgehageld
- afgeknot
- afgeladen
- afgelasten
- afgelaten