I. dong, h. gedongen (1 staan naar, streven naar; wedijveren om; 2 afdingen, beknibbelen bij een koop):
1 naar iets -, naar (een post) staan; naar de prijs -;
2 nauw -; verg. pingelen; zie ook: bedingen.
II. o. (Z.-N. 1 goed; 2 wasgoed, was);
1 zijn - scheuren;
2 hang het - op.