Gepubliceerd op 11-11-2021

dijk

betekenis & definitie

m. -en (opgeworpen, hoofdzakelijk uit aarde bestaande waterkering, langs of om enig water): de voet, de glooiing, de kruin van een -; er zijn zee-, rivier- en polderdijken; zegsw. iem. aan (of: op) de - zetten (of: jagen), op straat zetten, hem zijn betrekking ontnemen; dat brengt (of: zet) geen zoden (of: aarde) aan de -, dat helpt niet.

< >