Gepubliceerd op 11-11-2021

boel

betekenis & definitie

m. boeltje (samengetrokken boedel: 1 inboedel; 2 min. een wanordelijke menigte dingen: rommel, hoop; zonder min.: een aantal genoemde of bekende zaken; fig. herrie, wanordelijke drukte; 3 allerlei voorvallen, gebeurtenissen, enigszins min.; 4 een grote hoeveelheid; massa; veel):

1. de boel wordt verkocht;
2. een smerige boel; zij sloegen de boel kort en klein; pak in je boel! fig.; zie janboel;
3. laat de boel maar waaien; een dooie boel;
4. een boel boeken, mensen; dat bezorgt je een boel last; verkl. pak je boeltje bij elkaar, je spullen.