bevestigde, h. bevestigd (1 vastmaken; 2 vaster maken inz. fig.):
1. de planken met schroeven bevestigen;
2. de uitzondering bevestigt de regel, versterkt; een mening wordt bevestigd; iets met een eed (of: onder ede) bevestigen, versterken; nog: (Prot.) een predikant bevestigen, plechtig verbinden aan de gemeente, die hem heeft beroepen; nieuwe lidmaten bevestigen, hen, die hun belijdenis hebben gedaan, plechtig tot lidmaat verklaren.
Opm. aannemen doet de kerkeraad; bevestigen geschiedt in de openbare godsdienstoefening.