Bij de champagne hoort een beetje geschiedenis. Het procédé berust op de geniale inval, in 1688, van een benedictijner monnik, dom Perignon. Hij kwam blijkbaar als eerste op het idee om een wijn te produceren door druiven van verschillende kwaliteit, soort en ligging zo te vermengen dat daaruit iets ontstond wat grandiozer, fijner, bevredigender was dan de afzonderlijke bestanddelen. Alchemie!
De goddelijkste cuvées zijn van een verbazingwekkende verscheidenheid. Ze bestaan uit niet minder dan dertig tot veertig wijnen van verschillende herkomst en leeftijd, die alleen naar geur en smaak worden uitgekozen en op elkaar worden afgestemd. Het opstijgen van de parels komt doordat er een aanzienlijke hoeveelheid koolzuur in de wijn is opgelost. Ze maken dat uw bloed sneller gaat stromen en ze geven uw geest vleugels. Bier en sekt bevatten ook koolzuur en hebben misschien hetzelfde effect, maar niet dezelfde smaak en allure.
Een uitzondering vormt de Russische rode mousserende wijn, ook volgens de champagnemethode gemaakt, die u op een oudejaarsparty in een villa in Sotsji drinkt (met de nodige verse kaviaar en vergane nomenklatoera-luxe). De Cristal Roederer-champagne, in 1879 gecreëerd voor Zijne Majesteit Tsaar Alexander 11 van Rusland, is hier natuurlijk ook heel stijlvol. De Engelsen denken overigens dat het een zekere Christopher Merrett was die al in i66z beschreef hoe men champagne moet maken. Overigens, aan welke ziekte u ook lijdt: champagne is de beste medicijn. Markies de Brunoy liet zich in de achttiende eeuw klisma’s met champagne geven.
Drie percent van de champagne-export belandt in België, wat op zich een niet te gênante prestatie is. Vooral wanneer men bedenkt dat Nederland zich tevredenstelt met twee percent, die het ook nog moet delen met Japan en het hele Australische werelddeel!