XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Theo Verbey

betekenis & definitie

Theo Verbey (Delft,1959) is misschien wel de meest succesvolle Nederlandse componist van de tweede naoorlogse generatie. Zijn werk wordt wereldwijd uitgevoerd. Vanaf 1979 is hij docent, aanvankelijk muziektheorie aan de TH in Delft, sinds 1997 compositie aan het Sweelinck Conservatorium.

Theo Verbey componeerde vanaf het moment dat hij een instrument in zijn handen had. Hij kreeg zijn eerste muzieklessen aan de Delftse Muziekschool en speelde als jongen blokfluit, piano, trompet en fagot. Van 1978 tot 1986 studeerde hij muziektheorie aan het Haagse conservatorium bij o.a. Diderik Wagenaar, en compositie bij Peter Schat en Jan van Vlijmen.

Sinds hij zich serieus als componist manifesteert vanaf het in 1985 uitgegeven Aura voor orkestlaat Verbey zich kennen als een inventief componist die de dialoog met de traditie aangaat. Hij doorzag van meet af aan het faillissement van het strenge serialisme. Het vermijden van tonale verbanden was volgens hem een grote misvatting van het seriële denken. 'Atonale componisten zijn vooral druk met het vermijden van dingen. Dat leidt tot een soort negatieve kunst.'

Toch betekent dit niet dat Verbey een hoge mate van ordening als compositieprincipe afwijst. Integendeel. 'Schoonheid is de manier waarop orde zich transformeert tot complexiteit', schreef hij in 1992. Zijn eigen werken zijn doorgaans streng ritmisch gestructureerd met behulp van de theorie van fractalen van de wiskundige Benoit Mandelbrot, waarbij getalsverhoudingen zowel' het grote geheel als het kleinste deel beheersen. Voor Verbey is deze techniek een manier om een interessante ritmische gelaagdheid in een compositie aan te brengen zonder het onderlinge verband te verliezen. Inversie voor g spelers (1987) vormt samen met Contractie voor fluit, klarinet en piano (1987) en Expulsie voor strijkers ensemble (1988-90) een drieluik waarin Verbey de mogelijkheden van deze techniek van fractalen uitvoerig onderzocht.

Het proces van construeren levert bij Verbey geen droge theoretische muziek op; zijn oeuvre is virtuoos en ligt goed in het gehoor. Werken als De Peryton voor zeven blazers (1990 ), Triade voor kamerorkest (1991-94), Produkt (1992) en Conciso (1996) voor kamerensemble, zijn rijk aan instrumentale kleuren. De stuwende harmonische voortgang is niet uitsluitend tonaal en tussen de diverse stemmen is een virtuoos samenspel. De laatste jaren durft Verbey zijn zelfopgelegde systeem los te laten en 'vrij' te componeren, zoals in de Sechs Rilke Lieder (1998). 'Elke compositie is voor mij een eenmalige gebeurtenis. (...) Mijn stukken van tien jaar geleden zijn als oude liefdesbrieven: ik meende het oprecht, maar ik denk er nu heel anders over.'

Oeuvre
Totaal ca. 30 stukken: 11 werken voor orkest/groot ensemble; 8 kamermuziekwerken; vocale muziek; bewerkingen en instrumentaties.