XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Theo Loevendie

betekenis & definitie

Theo Loevendie (Amsterdam 1930) is een Nederlandse componist en saxofonist. Begon als jazzmusicus, maar legde zich later toe op gecomponeerde muziek. Hierin verwerkt hij invloeden uit oosterse, met name Turkse compositietradities.

Theo Loevendie werd als kind getroffen door het getrommel van passerende drumbands en de kreten van marktkooplui. Deze herkennen we in Incantations voor basklarinet en orkest (1975). Zijn liefde voor contrapuntische technieken ontstond toen hij met een onderwijzer orgelconcerten bezocht. Hiervan getuigen composities als Toccata voor piano (1965); Back Bay Bicinium voor ensemble (1986) en Two Pieces on Canons by Guillaume de Machaut voor vier fluiten (1993).

Op zijn 17e werd Loevendie klarinettist in de Postharmonie, waarna hij al snel een jazzbandje vormde. Loevendie: 'Ik kon amper spelen, maar schreef stukken en werd automatisch de leider.' Later verruilde hij de klarinet voor een altsaxofoon, om met trompettist Nedley Elstak te gaan werken. Tijdens een tournee door Turkije in 1953 raakte Loevendie geïnteresseerd in de ritmes en melodievorming van de Turkse muziek. Dit spreekt uit talloze latere composities, zoals de schitterende Six Turkish Folkpoems voor sopraan en ensemble (1977); het 'hinkende' Aksak voor viool en piano (1997) en het kleurrijke ensemblestuk Seyir (2002).

In 1955 ging Loevendie compositie studeren aan het Amsterdams conservatorium bij Ernest Mulder, terwijl hij internationaal furore maakte als jazzmusicus. Hoewel hij geen cross-over schrijft, schemert deze improvisatieachtergrond door al zijn werk. Hij baseerde Strides voor piano (1976) op een ritmisch patroon van Harlempianisten en zijn melodieën hebben vaak een improviserend karakter, zoals in Scaramuccia voor klarinet en orkest (1969), het Pianoconcert (1996) en Golliwog's Other Dances voor klarinet, trompet en fagot (1998).

Loevendie haat dwingende compositiesystemen. Hij zei hierover: 'Alle dogma's van politieke, sociale of muziektheoretische aard leiden een componist af van de weg die zijn intuïtie hem wijst.' Tegenover het starre serialisme stelde hij zijn eigen 'curventechniek' de intervallen worden van klein naar groot geordend, waarna zij worden vergroot en verkleind, zonder hun oorspronkelijke melodische, harmonische en ritmische identiteit te verliezen. Hierdoor kent zijn muziek een grote vrijheid en eenheid, met als eerste hoogtepunt het orkestwerk Flexio (1979).

In zijn vier opera's schildert Loevendie de rampzalige gevolgen van institutionalisering en dogmatiek. Een groep revolutionairen assimileert in Naima (1985) de trekken van de verdreven machthebbers; in Gassir, the Hero (1990) realiseert Gassir zich te laat dat oorlog niet leidt tot onsterfelijkheid maar verdriet; in Esmée (1987-94) weigert een verzetsstrijdster zich te conformeren aan de mores van haar groep, terwijl twee joodse zangers in Johnny & Jones (2001) hun populariteit overschatten en sterven in een concentratiekamp.

Loevendie diept menselijke emoties uit en is wars van 'vernieuwing om de vernieuwing'. Zijn muziek bezit een tijdloze lyriek en zeggingskracht.

Oeuvre
4 opera's; 12 orkestwerken; 9 vocaal/instrumentale werken; 31 ensemblestukken; 40 kamermuziekwerken.