XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Tempo

betekenis & definitie

Tempo (It. tijd), snelheid waarmee een stuk gespeeld wordt of gespeeld moet worden.

Sinds de uitvinding van de metronoom (1815) kan het tempo worden aangegeven met een metronoomcijfer. Dit handige apparaatje bleek toch niet altijd uitkomst te bieden, getuige het feit dat veel componisten later op hun eigen metronoomcijfers terugkwamen. Bartók was een van de weinigen die blindelings zijn eigen muziek in het ooit metronomisch vastgelegde tempo kon spelen. Voor vrijwel alle andere stervelingen geldt, dat het tempo de ene keer iets sneller, de andere keer iets langzamer wordt genomen. De oorzaak van deze meestal kleine tempoverschillen staat in verband met de fysieke menselijke conditie die tot uiting komt in de hartslag, de al dan niet opgewekte stemming, en de daarmee samenhangende motoriek. De hartslag vóór het eten is anders dan ná het eten, en wanneer men opgewekt is, beweegt men zich sneller dan wanneer men zich terneergeslagen voelt. Dit alles is bij een musicus van invloed op het tempo. Verder zijn er evidente uiterlijke factoren van invloed, zoals de grootte van een concertzaal en de omvang van een instrumentale of vocale bezetting.

Tempo of affect:
In de Gregoriaanse kerkmuziek, die de basis vormde van de westerse 'kunstmuziek', werd het tempo weergegeven met drie letters: C (celeriter, snel), M (mediocriter, middelmatig) en T (tarditer, langzaam ). Later kwamen grafische symbolen in gebruik, waarvan nu alleen de brevis, de C en de C met een verticale streep erdoor nog gangbaar zijn. Met deze symbolen werd de verhouding tussen de verschillende tempi vrij nauwkeurig aangegeven.

Aan het eind van de 16e eeuw echter, toen de meerstemmigheid tot grote bloei kwam, kregen componisten behoefte aan meer genuanceerde manieren om het tempo vast te leggen. Een van de eersten die zijn wensen in tempo-omschrijvingen vastlegde, was de Italiaanse componist Girolamo Frescobaldi. In 1615 schreef hij in een voorwoord: '(...) aan het begin moet men langzaam (adagio) spelen (...) later speelt men wat sneller (stretti) (...) de partita's moet men in het juiste tempo spelen (tempo giusto) (...) men moet niet snel (presto) beginnen en dan langzamer worden (...) Loopjes in de partita's moet men langzaam (tempo largo) spelen.' Uit dergelijke omschrijvingen kwamen aanduidingen 'bovendrijven' die algemeen geaccepteerd werden. In de 17e eeuw waren de belangrijkste aanduidingen: lento, largo, tardo, grave,adagio, andante, allegro, presto. In de 18e en 19e eeuw werd de collectie enorm uitgebreid. Deze Italiaanse termen duiden zonder uitzondering op een 'stemming', een 'affect'; slechts indirect kunnen zij worden vertaald in gradaties van langzaam en snel. Dat is de manier waarop Frescobaldi de termen gebruikte. Een groot misverstand hierover ontstond door de metronoom waarop namelijk het aantal tikken per minuut gerelateerd werd aan de woorden 'adagio', 'allegro' etc. Twee zaken van totaal verschillende aard werden gecombineerd, en leidden tot pseudo-zekerheden over de snelheid van grave (ernstig), adagio (rustig), allegro (opgewekt) etc.

Hier komt nog bij dat in verschillende tijden dezelfde term anders werd geïnterpreteerd,en de juiste betekenis is alleen te achterhalen bij diepgaand onderzoek naar de muziekpraktijk van een bepaalde periode. Zo schijnt 'grave' in de tijd van Händel niet alleen 'ernstig' betekend te hebben, en dus rustig van beweging, maar ook 'zonder versieringen'. Dit in tegenstelling tot 'adagio' dat juist rijk werd versierd. Je moet het allemaal maar weten.