XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Rudolf George Escher

betekenis & definitie

Rudolf George Escher (Amsterdam 1912-De Koog, Texel 1980) was een Nederlandse componist die sterk beïnvloed is door Ravel, Debussy en Mahler. Zijn werken zijn overwegend polyfoon en maken gebruik van variatietechnieken, beginnend met fragmenten van slechts enkele noten die uitgroeien tot motieven en melodieën.

Escher studeerde piano en compositie bij Willem Pijper aan het conservatorium van Rotterdam. In het bombardement op Rotterdam in 1940 zijn bijna al zijn partituren verloren gegaan. Zelf moest hij onderduiken om niet in Duitsland tewerkgesteld te worden. Na de oorlog ging hij in Amsterdam wonen. Hij werkte als docent aan het Conservatorium van Amsterdam (1960-61) en doceerde eigentijdse muziektheorie aan de universiteit van Utrecht (1964-77). Hij publiceerde artikelen op het gebied van muziektheorie en audiologie. Ook was hij een getalenteerd dichter en schilder.

Volgens Escher zijn de techniek van het componeren en de psyche van de componist onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit is terug te vinden in zijn oorlogswerk Musique pour l'esprit en deuil (1941-43, voor het eerst uitgevoerd door het Concertgebouworkest in 1947), waarin hij op een aangrijpende manier zijn verdriet uitte over het verlies van vrijheid en het oorlogsgeweld. Het is een van zijn belangrijkste orkestwerken en laat zien dat hij een meester in het orkestreren was. In de oorlogsjaren was componeren voor Escher 'een antidotum tegen de moreel vernietigende uitwerking van zulk helsch geweld'. Hij schreef toen Sonate concertante voor cello en piano (1943) en Arcana voor piano (1944). Na de oorlog stond het verlangen naar vrede centraal in werken als Songs of Love and Eternity (1955) en Ciel, air et vents (1957).

Verandering en variatie zijn belangrijke structurele elementen in Eschers muziek. In de jaren '60 probeerde hij nieuwe technieken zoals serialisme (Tweede symfonie, 1958, Blaaskwintet, 1967 en Monologue voor fluit, 1969) en elektronische muziek, maar hij vond dat hij zich daar niet voldoende in kon uiten.

Escher ontving vele prijzen voor zijn werken, beginnend in 1946 met de Muziekprijs van de stad Amsterdam voor Musique pour l'esprit en deuil, en eindigend in 1977 met de Johan Wagenaar-Prijs voor zijn gehele oeuvre.

Oeuvre
9 orkestwerken, waaronder 2 symfonieën, Musique pour l'esprit en deuil en Hymne du grand meaulnes; 24 kamermuziekstukken; 14 vocale werken, waarvan 4 voor koor a capella; muziek bij 2 toneelstukken; 1 elektronisch muziekstuk.