XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Robert Heppener

betekenis & definitie

Robert Heppener (Amsterdam 1925) is, hoewel hij lang niet altijd in de schijnwerpers heeft gestaan, de laatste decennia uitgegroeid tot een van de belangrijkste Nederlandse componisten van zijn generatie. Hij heeft geen revolutionaire nieuwe compositietechniek ontwikkeld maar bezit wel een oninwisselbare eigen stem.

Heppener studeerde aan het conservatorium van Amsterdam piano bij Jan Odé en Johan van den Boogert, en had compositieles van Ernest W. Mulder. Daarna studeerde hij privé compositie bij Bertus van Lier. Vervolgens werd hij theoriedocent in Rotterdam en vanaf 1964 in Amsterdam. Daar doceerde hij ook compositie. Tot zijn leerlingen behoren onder anderen Joël Bons, Jan Rokus van Roosendael, Ivo van Emmerik en Ron Ford. In 1980 'verhuisde' Heppener naar het Conservatorium van Maastricht en in 1987 stopte hij om zich geheel aan het componeren te wijden.

Zijn componistencarrière begon voortvarend toen de jonge Bernard Haitink in 1952 Heppeners Symfonie (1952) uitvoerde met het Concertgebouworkest. Daarna werd zijn cantate Cantico delle creature di San Francesco d'Assisi (1952-55) voor zang, harp en strijkorkest geroemd door de critici. De opkomst van het serialisme smoorde zijn opmars echter in de kiem. Deze techniek, waarmee men na de Tweede Wereldoorlog alle banden met het door de Duits-Oostenrijkse traditie beheerste muzikale verleden dacht te verbreken, was aan Heppener niet besteed. Hierdoor raakte Heppener geïsoleerd en verdween langzaam naar de achtergrond.

Nu hij nog maar zelden op het concertpodium te horen was en ook minder opdrachten kreeg, zocht hij zijn heil in de filmmuziek. Een twaalftal films voorzag hij van muziek waaronder succesnummers als Het gangstermeisje (1966, Frans Weisz), De stem van het water (1966, Bert Haanstra) en Sky over Holland (1967, John Ferno Fernhout). Na Pastorale 1943 (1977, Wim Verstappen) hield Heppener de filmwereld voor gezien. De filmmuziek was hem te oppervlakkig en gaf hem weinig voldoening.

Na een stilte van zes jaar (1977-83) hervond Heppener in zijn composities een eigen stijl die hem in het midden van de jaren '80 van de 20e eeuw weer op de Nederlandse landkaart zette met werken als Memento voor sopraan en instrumentaal ensemble (1984), Boog (1988) voor orkest, en Trail (1993) voor instrumentaal ensemble. Hij kreeg de prestigieuze Matthijs Vermeulen-Prijs voor Im Gestein (1992) voor koor en instrumentaal ensemble. De zelden uitgereikte Johan Wagenaar-Prijs ontving hij in 1995 voor zijn gehele oeuvre, en in 1996 ging zijn eerste en enige opera Een ziel van hout (1996) in première tijdens het Holland Festival.

Oeuvre
Diverse orkestwerken waaronder 1 symfonie; werken voor groot ensemble; muziek bij ca. 12 films; kamermuziek, o.a., strijkkwartet, 1 saxofoonkwartet, 1 werk voor pianosolo; vele vocale werken, o.a. voor koor; 1 opera.