XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Pauk

betekenis & definitie

Een pauk is een slaginstrument bestaand uit een metalen ketel en een membraan: een vel van kalfshuid of kunststof dat op de gewenste toonhoogte gespannen kan worden, vroeger met stemschroeven rond de rand van de ketel, sinds ca. 1930 meestal met een pedaal. Het bereik is ongeveer een kwint.

In het slagwerk neemt de pauk een aparte plaats in aangezien hij met zijn sonore klank en exacte toonhoogte een aandeel heeft in het harmonische verloop van een orkestwerk. Tot begin 19e eeuw waren er meestal twee pauken voorgeschreven in een partituur, gestemd in de grondtoon en de dominant; tegenwoordig zijn het er drie tot vier.

De pauk is een oeroud instrument, lang voor onze jaartelling in gebruik in allerlei landen in het Midden-Oosten, en waarschijnlijk naar Europa gebracht door het Turkse leger tijdens de oorlogen met de Turken. In de barokmuziek werd de pauk samen met de trompet ingezet om een militaire, plechtige en feestelijke stemming weer te geven. Sinds de experimenten van Bartók wordt de pauk op een veelzijdige manier gebruikt.