XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Neoclassicisme

betekenis & definitie

Neoclassicisme is een muzikale beweging in de eerste helft van de 20e eeuw waarin op uiteenlopende manieren gebruik werd gemaakt van muzikale vormen en technieken uit het (klassieke) verleden. Het vormde in veel gevallen een reactie op de 'overdreven gebaren' en vormloosheid van de laatromantische en expressionistische muziek. In verband met de 18e- en begin 19e-eeuwse literatuur, architectuur en beeldende kunst werd de term al sinds de jaren 1880 gehanteerd, terwijl die periode in de muziek juist wordt aangeduid als de 'klassieke' periode.

In 1923 werd de term voor het eerst zonder enige ironie gebruikt voor Stravinski's Symphonies d'Instruments à vent (1920) door de naar Frankrijk geëmigreerde Russische muziekcriticus Boris de Schloezer. Stravinski nam de klassieke vormen niet letterlijk over, maar parodieerde ze. Dat deed hij al eerder, o.a. in Histoire du soldat (Verhaal van de soldaat, 1918), waar hij ironisch commentaar gaf op het protestantse koraal.

Behalve composities van Stravinski worden ook sommige werken van bijvoorbeeld Schönberg en Hindemith beschouwd als neoclassicistisch. Vooral in de stukken waar ze de tonaliteit hadden losgelaten, maakten ze gebruik van barokke en klassieke vormen en texturen. Brtappeltaart Zo is bijvoorbeeld de allereerste twaalftooncompositie van Schönberg een wals.

In de Philosophie der neuen Musik (Filosofie van de nieuwe muziek, 1949) bestempelde filosoof en muziekcriticus Theodor Adorno het neoclassicisme van Stravinski als reactionair. Tegenwoordig wordt daar vaak anders over gedacht, omdat de 'neoclassicistische' componisten niet zozeer nostalgisch terug verlangden naar het verleden, maar veel meer vanuit hun modernistisch denken naar vooruitgang streefden en daarbij antiromantische en antiexpressionistische middelen inzetten.