XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Klassieke periode

betekenis & definitie

De klassieke periode (Lat. classicus, iemand van de hoogste klasse, tegenover proletarius, iemand van de laagste klasse) is muziek van de tweede helft 18e en eerste kwart 19e eeuw, geconcentreerd rond Haydn, Mozart en Beethoven. De grote drie werkten tijdens een belangrijk deel van hun leven in Wenen, vandaar de 'Weense klassieken'.

De term werd in de jaren '30 van de 19e eeuw op hen toegepast naar analogie van de 'Weimarer klassik' rond Goethe en Schiller die even groot werden geacht als de Griekse klassieke schrijvers. Terwijl het classicisme in de architectuur en de beeldende kunsten in diezelfde periode alles te maken had met de klassieke Griekse en Romeinse Oudheid, die opnieuw een bron van inspiratie was geworden, hadden Haydn, Mozart en Beethoven daar niets mee van doen. Ook 'het klassieke' in de zin van orde en evenwicht is maar beperkt toepasbaar op deze muziek. Vooral van toepassing is het aspect van de 'universele' waarde en betekenis die hun muziek bezit.

Wij zijn geneigd te denken dat het puur en alleen het wonder van de genialiteit was, dat maakte dat de muziek van de drie grote 'Weners' zo'n geldigheid had en nog steeds heeft. Maar het blijkt dat veranderingen in de 18e-eeuwse maatschappij en sturende filosofische concepten hierin een belangrijke rol hebben gespeeld. De 18e eeuw was de tijd van de Verlichting; de ideeën over vrijheid, gelijkheid en broederschap werden 'voorgekookt' en zouden in 1789 leiden tot de Franse Revolutie. Een van de consequenties van deze aanstormende omwenteling was, dat het 'volle' nu werd betrokken bij kunstmanifestaties die vroeger uitsluitend voor de adel bedoeld waren. De Franse filosoof Rousseau lanceerde het idee dat al wat 'natuurlijk' en ongekunsteld was, per definitie grote waarde had. Dit viel in vruchtbare grond. Immers: de in kunst geïnteresseerde burgers hadden over het algemeen niet de middelen voor een uitgebreide en diepgaande educatie; noodgedwongen hadden zij een 'natuurlijker ' geest behouden, en voor hén werd, al dan niet morrend, een groot deel van die geweldige muziek geschreven.

Men zou het zo kunnen stellen: om de middenklasse te bereiken, waren kunstenaars van de 'hoogste klasse' nodig ('classici' in het Latijn), musici zoals Haydn, Mozart en Beethoven. Zij creëerden een stijl waarin ingewikkelde geleerdheid zo min mogelijk waarneembaar was en waarin het publiek direct werd aangesproken met algemeen geldende emoties. De ratio, die hoog in aanzien stond in de eeuw van de Rede en de Verlichting, hield de emoties echter binnen de perken. Dit moet bijv. de succesformule zijn geweest van de sonatevorm, zo cruciaal in de muziek van de klassieke periode. In de sonatevorm ging het namelijk altijd om contrasterende emoties die door de vorm beteugeld werden. In die zin was er in de klassieke periode dus toch sprake van evenwicht zoals in de kunst van de klassieke Oudheid.