XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Kees van Baaren

betekenis & definitie

Kees van Baaren (Enschede 1906- Oegstgeest 1970) was een Nederlands componist en 'vader' van de moderne Nederlandse muziek. Sinds de jaren '60 van de 20e eeuw heeft hij wereldwijd erkenning gekregen. Vooral als docent van o.a. Mischa Mengelberg, Peter Schat, Jan van Vlijmen, Reinbert de Leeuw en Louis Andriessen, en als pleitbezorger van de twaalftoonstechniek en het daaruit voortvloeiende serialisme heeft hij een onuitwisbare stempel gedrukt op de recente Nederlandse muziekgeschiedenis.

Van Baaren deed zijn basiskennis op in de muziekhandel van zijn vader en speelde al jong piano, cello en mondharmonica. Hij kreeg zijn opleiding aan het conservatorium in Berlijn waar hij piano studeerde bij Rudolf Brauthaupt en compositie bij Boris Blacher en Friedrich Koch. Terwijl hij van meet af aan interesse had in de twaalftoonstechniek en in een wiskundige organisatie van het muzikale materiaal, voorzag hij in zijn levensonderhoud als jazzpianist bij een Berlijns cabaret. Na zijn terugkeer in Nederland studeerde hij bij Willem Pijper, die grote invloed op hem had. Zijn docentencarrière begon hij aan het Rotterdams Conservatorium, en via het Amsterdams Muzieklyceum en het Utrechts Conservatorium kwam hij in 1956 terecht bij het Conservatorium van Den Haag, waar hij tot 1970 directeur en docent compositie was.

Voor Van Baaren de componist bestonden geen strenge dogma's. Ook zag hij weinig verschil tussen de twaalftoonstechniek zoals hij die toepaste en Pijpers kiemceltechniek. 'Je hebt gelijk,' antwoordde zijn leermeester ooit desgevraagd, 'maar ik kan er geen twaalf tegelijk in de gaten houden.'

Hoewel zijn invloed op het gebied van het serialisme in Nederland groot was, is Van Baaren nooit een dogmatische serialist geweest; hij nam deze compositietechniek slechts gedeeltelijk over van de buitenlandse koplopers Boulez en Stockhausen. Van Baaren heeft zijn wortels in het neoclassicisme en dat is te horen in een werk als de cantate The Hollow Men (1948) waar een verwijd-tonaal milieu heerst. In zijn latere werken zoals het prachtige Variazioni per orchestra (1959) spelen de verworvenheden van het serialisme een grotere rol, maar altijd bleef Van Baarens klassieke gevoel voor vorm en proportie een belangrijke rol spelen. Hij werkte geregeld met in zichzelf gespiegelde twaalftoonsreeksen die alle intervallen binnen het octaaf bevatten, zoals in het Tweede strijkkwartet (1962), het Blaaskwintet (1963) en de Muziek voor orkest (1966). Ondanks deze strenge ordening heeft zijn bescheiden oeuvre altijd iets toegankelijks behouden. 'De twaalftoonssfeer of Puccini, ik vraag mij af wat meer bij mij past', zei hij ooit.

Oeuvre
7 orkestwerken waaronder 1 symfonie en 1 pianoconcert; 7 kamermuziekwerken waaronder 2 strijkkwartetten, 1 blaastrio en een septet; 1 cantate; liederen.