XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Karol Szymanowski

betekenis & definitie

Karol Szymanowski(Tymoszówka 1882-Lausanne 1937) was een Poolse componist die een laatromantische schrijfwijze koppelde aan het impressionisme. Later vond hij inspiratie in de Poolse muziek.

Szymanowski werd geboren in een Poolse adellijke familie, op een landgoed in Oekraïne. Vanaf zijn vierde kreeg hij pianoles en in 1901 verhuisde hij naar Warschau, waar hij privé compositieonderricht volgde bij Zygmunt Noskowski. Omdat het zojuist gevormde Warschau Filharmonisch Orkest (WFO) nauwelijks muziek van jonge componisten uitvoerde, richtte hij met geestverwanten Jong Polen in Muziek op. Dankzij deze beweging werden verschillende composities uitgevoerd en gepubliceerd: Chopin-achtige pianostukken, liederen op teksten van Poolse dichters en vioolsonates.

In 1906 schreef Szymanowski voor het WFO zijn Concertouverture die sterk beïnvloed was door componisten als Reger en Strauss. Dat geldt ook voor zijn succesvolle Tweede pianosonate (1911) en Tweede symfonie (1911), terwijl zijn korte opera Hagith (1913) bijna een parafrase vormde van Strauss' Salome. Door verblijven in Sicilië en Noord-Afrika raakte Szymanowski doordrenkt van mediterrane en Arabische invloeden. Dit leidde tot kleurrijke composities vol oriëntalismen, zoals Mythen voor viool en piano (1915), de op Perzische teksten gebaseerde Derde symfonie, ' Lied van de nacht' (1916), en Liederen van een verliefde muezzin (1918-34).

In Parijs leerde hij de muziek van Skrjabin en Stravinski kennen, waardoor zijn idioom dissonanter werd. Ook werd hij gegrepen door het impressionisme, waarover hij schreef: 'Ik ben ervan overtuigd dat een diepgaand begrip van de inhoud, vorm en verdere evolutie een van de voorwaarden is voor de ontwikkeling van onze Poolse muziek.' Net als Debussy en Ravel gebruikte hij hele-toonstoonladders en pentatoniek (het octaaf wordt respectievelijk onderverdeeld in zes of vijf tonen). Door de hieruit voortvloeiende 'zwevende' sfeer in een tonale context te plaatsen, waarin een opgebouwde spanning zoekt naar ontlading, schiep hij een hoogstindividuele stijl, die het beste van de Franse en Duitse muziektradities in zich draagt. Hoogtepunten zijn Slopiewnie voor sopraan en orkest (1921) en de opera Król Roger, naar de Bacchanten van Euripides (1924).

Hierna liet Szymanowski zich inspireren door Poolse muziek, zoals in het ontroerende Stabat Mater voor drie solisten, koor en orkest (1926), waarin we oude Poolse kerkmuziek herkennen. Ook verwerkte hij volksmuziek uit de Tatra in Mazurkas voor piano (1926), het ballet Hamasie (1923-31), de Symfonie concertante voor piano en orkest (1932) en het Tweede vioolconcert (1933)tamelijk bombastische werken, schatplichtig bovendien aan Stravinski en Bartók. Szymanowski componeerde zijn beste stukken in zijn 'tweede periode', grofweg tussen 1914 en 1924. Maar die zijn dan ook geniaal.

Oeuvre
7 muziektheaterwerken; 6 werken voor koor en orkest; 13 orkestwerken; 56 kamermuziekstukken.