XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Karlheinz Stockhausen

betekenis & definitie

Karlheinz Stockhausen (Mödrath, bij Keulen 1928) is een Duitse pionier van de elektronische en seriële muziek, icoon van de naoorlogse avant-garde. Werkt vanaf 1977 aan zijn magnum opus, de zevendelige opera licht.

Stockhausen studeerde van 1947-51 schoolmuziek en piano aan de Musikhochschule in Keulen, maar had ook ambities om schrijver te worden. Zijn composities uit deze periode hebben een traditioneel karakter. In 1951 hoorde Stockhausen in Darmstadt het pianostuk Modes de valeurs et d'intensités van Olivier Messiaen: het werkte als een 'eye opener'. Nog datzelfde jaar componeerde hij het seriële Kreuzspiel, waarin via een ingewikkeld proces de vier muzikale parameters met elkaar kruisen, zodat het stuk uiteindelijk het spiegelbeeld van zichzelf wordt. Met de première hiervan in 1952 werd zijn naam gevestigd en al snel groeide hij uit tot de onbetwiste leider van de avant-garde. Maar naarmate Stockhausen zijn muziek steeds sterker op religieus-spirituelewijze ging benaderen, verbleekte zijn ster. De componist trok zich terug in zijn zelf ontworpen huis in Kürten (bij Keulen), samen met de fluitiste Kathinka Pasveer en de klarinettiste Suzanne Stephens. Hij sneed zijn composities steeds meer toe op de muzikale mogelijkheden van zijn twee vriendinnen en zijn kinderen Markus, Majella en Simon, en vervreemdde langzaam van het actieve muziekleven. Pas in de jaren '90 ontstond er hernieuwde belangstelling voor zijn werk, hetgeen leidde tot de oprichting van de Stockhausen Stiftung für Musik in 1994.

Elektronische muziek:
In 1952 ging Stockhausen naar Parijs om te studeren bij Messiaen. Daar ontmoette hij naast Pierre Boulez ook Pierre Schaeffer, pionier van de musique concrète. In diens studio deed hij onderzoek naar percussieklanken en vervaardigde hij zijn eerste bandcompositie, Konkrete Etüde (1952). Hij wilde zich echter niet beperken tot opgenomen geluiden, maar verdiepte zich in de elektronica zelf. Hij knipte een opgenomen stukje band in millimeterkleine fragmenten, bewerkte deze en plakte ze weer aan elkaar. Het resultaat was volgens Schaeffer het beluisteren niet waard, maar Stockhausen zette zijn klankexperimenten onverdroten voort in de studio van de WOR in Keulen.'Ik ben ervan overtuigd, dat ik iets nieuws te zeggen heb',stelde hij zelfverzekerd. In 1956 combineerde Stockhausen in Gesang der Jünglinge opgenomen klanken met sinustonen (elektronisch gegenereerde klanken zonder boventonen) en een jongensstem. Zo hief hij de grenzen op tussen musique concrète en elektronische muziek en dit werk geldt als één van de hoogtepunten van de naoorlogse muziek. Hierna verfijnde Stockhausen de elektronische technieken, zoals in Kontakte (1959), waarin hijde puls(het aantal trillingen per seconde) van een klank als uitgangspunt neemt voor een ritme, dat op zijn beurt-versneld afgespeeld-weer verandert in toonhoogte en klankkleur. De relatie tussen ritme en toon zou hierna een grote rol in zijn composities spelen.

Toen de live elektronica op de markt kwam, zag Stockhausen hiervan onmiddellijk de mogelijkheden. Met zijn kort daarvoor opgerichte Stockhausen Ensemble presenteerde hij in 1964 Mikrophonie I:een percussionist slaat met allerlei voorwerpen op een tamtam, waarna de geproduceerde klanken worden opgenomen en gemanipuleerd met filters en voltmeters. In Mixtur uit datzelfde jaar wordt een symfonieorkest opgedeeld in vijf verspreid zittende groepjes. Hun muziek wordt opgenomen, elektronisch bewerkt en via luidsprekers weer de ruimte ingebracht. Vanaf dat moment zou elektronica in bijna al zijn composities een rol spelen. Dankzij dergelijke klankexperimenten genoot Stockhausen enige tijd cultstatus bij popmusici; ook zou de moderne dance-muziek ondenkbaar zijn zonder zijn pionierswerk.

Seriële muziek:
In 1951 werd Stockhausen gegrepen door Modes de valeurs et d'intensités van Messiaen, waarin werd voortgeborduurd op de twaalftoonsmuziek. Niet alleen zette Messiaen de twaalf toonhoogtes in een reeks, maar ook legde hij van elke noot de lengte, intensiteit en de manier van aanslaan vast. Gefascineerd door Messiaens experiment besprak Stockhausen met Luigi Nono en Karel Goeyvaarts de mogelijkheden om het muzikale materiaal volgens rationele principes te ordenen. Nono gebruikte in een reeks liefst alle bestaande intervallen, terwijl Goeyvaarts de vier paramaters van zijn noten aan een ingenieus puntensysteem onderwierp, dat altijd uitkwam op het getal zeven. De kosmische betekenis hiervan sprak de mystiek aangelegde Stockhausen enorm aan. Naar analogie van Goeyvaarts proportioneerde hij zijn materiaal met getallen van 1 tot 6, waarbij de uiteindelijke structuur voortkwam uit dit van tevoren ontworpen proces. Al snel gold Stockhausen ook op het gebied van de seriële muziek als een voortrekker.

Door zijn experimenten in de elektronische studio realiseerde Stockhausen zich dat een onderverdeling in twaalf tonen hem te beperkt was met behulp van zijn sinusgeneratoren kon hij immers elke denkbare toonhoogte produceren. Daarom ging hij zijn seriële principes ook toepassen op het formele verloop van zijn composities. Zo bepaalt in Klavierstücke V-V/11 (1955) de getallenreeks 6 4 5 2 1 3 niet alleen de vier gangbare muzikale parameters, maar ook een beweging van groot naar klein en de gelaagdheid van de muziek. Dit bleek zelfs voor het publiek van Darmstadt te veel van het goede: tijdens de première werd gelachen om de interrupties van een krekel van buiten Stockhausen griste de partituur van de lessenaar en beende weg. Die onwelwillende ontvangst was het gevolg van de fragmentarische structuren die dergelijke 'momentvormen' opleverden. Om meer muzikaal houvast te scheppen bedacht Stockhausen het principe van de 'groepen', waarbij hij zijn permutatietechnieken (manieren waarop de reeksen worden geordend en gevarieerd) koppelde aan meerdere groepen noten en gebeurtenissen. Zo verdeelde hij in Gruppen (1957) een symfonieorkest in drie ensembles, met elk een eigen dirigent en een eigen ritmiek, die slechts opsommige momenten samenvalt.

Uiteindelijk bevredigde ook deze ordening hem niet. Daarom ontwikkelde Stockhausen de 'formuletechniek', die hij in 1970 voor het eerst gebruikte in Mantra voor twee piano's en ringmodulatoren. Het principeis even eenvoudig als vindingrijk: één melodisch gegeven vormt de basis van een stuk. Deze serieel geordende minicompositie kan zelfstandig tot klinken komen, maar bepaalt tevens het melodische, ritmische, dynamische en structurele verloop van de rest van de compositie, evenals de speelwijzen en zelfs de gebaren en bewegingen van de musi ci.

Kosmos:
Het jaar 1968 vormde een keerpunt. Bij thuiskomst van de première van Kurzwellen, een stuk waarin musici reageren op toevallig opgevangen radiosignalen op de korte golf, kreeg Stockhausen te horen dat zijn echtgenote Mary van hem wilde scheiden. Hij begon een hongerstaking en overwoog zelfmoord. Toen viel zijn oog op een boek van de Indiase filosoof Sri Au robindo: 'Ik ontdekte dat wat Aurobindo beschreef geheel in overeenstemming was met de gevoelens over het leven en de spirituele stemming die ik op dat moment ervoer.' Stockhausen realiseerde zich dat hij contact kon maken met een bewustzijnsniveau dat hoger is dan het dagelijkse leven. Nog diezelfde avond schreef hij Richtige Dauem, waarin het muzikale verloop slechts bepaald wordt door teksten .
Al tijdens het componeren van Kurzwellen had Stockhausen de indruk gekregen dat via de radiogolven niet alleen berichten van mensen werden doorgestuurd, maar ook boodschappen uit het heelal. Zijn vermoeden dat hij de harmonie der sferen van de 20e eeuw zou kunnen ontrafelen met behulp van techniek en elektriciteit, werd bevestigd door lezing van de teksten van Aurobindo. Vanaf dit moment ging hij zijn kosmische verbondenheid steeds sterker uitdragen. Hij benadrukte zijn verwantschap met de ster Sirius, voor wier bewoners 'muziek de hoogste vorm van alle vibraties is'. In 1975 begon hij aan zijn semi-theatralewerk Sirius,dat in 1977 in Aixen-Provence in première ging. In datzelfde jaar besloot Stockhausen te beginnen aan zijn magnum opus, waarbij zelfs de Ring des Nibelungen van Wag ner zou verbleken: de operacyclus Licht: Die sieben Tage der Woche.

Licht:
Terwijl Stockhausen in 1977 in Kioto werkte aan Jahreslauf voor gagaku-instrumenten, hoorde hij het gezang van boeddhistische monniken. Plotseling realiseerde hij zich dat er 'in wezen slechts een verschil bestaat in dialect van een en dezelfde muziektaal, dat schuilt in het gebruik van grotere of kleinere interva llen'. Hij besloot een zevendelig werk te schrijven op basis van één veelgelaagde muzikale formule rond het thema licht. Ter plekke maakte hij een ruwe schets van deze su perfo rrnule, waarvan drie hoofdpersonages elk een variant kregen toebedeeld. Hierna vond iedere nieuwe compositie zijn weg naar een van de zeven dagen van Licht. Jahreslauf werd onderdeel van Dienstag.
Licht is voor Stockhausen een metafoor voor goddelijkheid; de opera Licht is een kosmisch wereldtheater waarin muziek en religie één zijn. Dit belicht het lot van de mensheid, de aarde en de kosmos, in overeenstemming of confrontatie met de spirituele wezens Michael, Lucifer en Eva. Michael is de 'scheppende engel van ons universum' en vertegenwoordigt de progressieve kra cht en. Lucifer is zijn rebellerende tegenstrever en Eva werkt aan een vernieuwing van de 'genetische kwaliteit' door de wedergeboorte van de mensheid. Michael, Lucifer en Eva kennen elk drie vormen: als zanger (tenor, bas, sopraan ), als instrument (trompet, trombone, bassethoorn) en alslichaam (dansers/mimers).
Stockhausen onderzocht de betekenis van de zeven dagen van de week in verschillende culturen en esoterische tradities zoals de kabbala en de tarot, las de geschriften van de Russisch-Amerikaanse theosofe Helena Blavatsky en het Urantia Boek, een verzameling teksten die 'onthuld' zouden zijn door buitenaardse wezens. Op basis hiervan ontwierp hij de opzet van Licht. Maandag is de dag van Eva; op dinsdag gaan Michael en Lucifer een confrontatie aan, op woensdag werken de drie wezens samen; donderdag is de dag van Michael; op vrijdag vindt de verzoeking van Eva door Lucifer plaats; zaterdag is de dag van Lucifer en zondag die van de mystieke eenwording tussen Michael en Eva. Elke opera wordt geopend met een Groet en afgesloten met een Afscheid.
Stockhausen bedenkt voor zijn opera's zelf het plot, het libretto (enkele uitzonderingen daargelaten) en de enscenering, waarbij elke dag tevens gekoppeld is aan bepaalde kleuren, symbolen, planten, dieren, zintuigen en elementen. Alle onderdelen gezang, instrumentale mu ziek, elektronica, beweging, kostuums, belichting en scenisch verloop vormen één geheel, dat gebouwd is op de superjorrnule. Zo ontwierp Stockhausen een nieuwe vorm van opera, waarin het gaat om niets meer en niets minder dan een allesomvattende visie op de wereld en de kosmos. Stockhausens muziektheater bestaat dan ook uit een aaneenschakeling van gestileerde rituelen die minutieus zijn vastgelegd; grote delen zijn instrumentaal.
Stockhausen voltooide als eerste Donnerstag aus Licht, die in 1981 in La Scala in Milaan in première ging . Sindsdien heeft hij ook Samstag (Milaan,1984), Montag (Milaan,1988), Dienstag (Leipzig, 1993), Freitag (Leipzig, 1996) en Mittwoch gerealiseerd, welke laatste in 2003 zijn wereldpremière zal beleven in Bern. De afsluitende opera Sonntag wacht nog op voltooiing .

Oeuvre:
Ruim 70 genummerde werken, waaronder de zeven opera's die samen Licht vormen, en ruim 20 ongenummerde werken. Een indeling naar genre is problematisch, aangezien Stockhausen veelal schrijft voor onconventionele bezettingen en zijn werken in verschillende verschijningsvormen aanbiedt. [ro]