XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Jacob van Eyck

betekenis & definitie

Jacob van Eyck (Heusden ca. 1590-Utrecht 1657) was een Nederlandse beiaardier, blokfluitist en componist, vooral bekend vanwege zijn variaties op in zijn tijd bekende liederen, psalmen en airs.

Van Eyck werd geboren in Heusden bij 's-Hertogenbosch als zoon van adellijke ouders. Hij was zijn leven lang blind. Van Eyck was in Heusden actief als beiaardier en klokkenkundige en werd in 1625 benoemd tot beiaardier van de Domkerk van Utrecht en naderhand ook van de Janskerk en de Jacobikerk. In 1628 werd hij verantwoordelijk voor het technisch onderhoud van alle klokken van de Utrechtse parochiekerken en van het stadhuis. Door zijn inzichten en verbeteringen had hij grote invloed op de ontwikkeling van het carillon, met name via de klokkengieters Hemony. Op verzoek van het kapittel van de Janskerk bespeelde Van Eyck de beiaard en improviseerde hij op de blokfluit om de wandelaars op het stadspark van het Janskerk te vermaken, het tegenwoordige Janskerkhof. Zijn fantasievolle variaties op toen bekende melodieën als Amarilli mia bella van Caccini, Dowlands Pavana lachrymae en op Doen Dafne d'over schoone Maeght publiceerde hij in Der Fluyten Lusthof (1646 en 1654), opgedragen aan zijn 'neef' Constantijn Huygens. De bundel bevat zo'n 150 stukken voor blokfluitsolo, waarvan vele virtuoos van aard. De manier waarop Van Eyck zijn variaties schreef, is verwant aan de Italiaanse diminutietechniek van die tijd en aan de variatiekunst van Sweelinck en Vallet. De lange melodietonen worden 'vertaald' in omspelingen met steeds kortere notenwaarden, waardoor de virtuositeit gaandeweg toeneemt. Van Eyck overleed in 1657 en werd geëerd met twee literaire rouwklachten 'op de dood van de stichtse Orfeus.'

Oeuvre
150 variaties voor blokfluitsolo.