XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Hoorn

betekenis & definitie

Een hoorn is een koperen blaasinstrument met een in elkaar gevlochten buis, die uitgerold zo'n vier meter lang is. Oorspronkelijk waren slechts signalen in grondtoon en boventonen ('natuurtonen') mogelijk, maar sinds de toepassing van het ventiel (rond 1815) heeft het instrument een chromatisch bereik van B tot f'. Gangbaar zijn de hoorns in Bes met hun heldere klank in de hoogte, en die in F met een donkerder timbre.

In het 17e-eeuwse Frankrijk werd de hoorn tijdens de jacht gebruikt, vandaar de benaming 'French horn'. Het Oostenrijkse equivalent, de 'Waldhorn', had een iets donkerder klank.

Johann Nepomuk Hummel
Johann Nepomuk Hummel (Pressburg, nú Bratislava 1778-Weimar 1837) was een Oostenrijks componist en beroemd pianovirtuoos. Hummel was een van de laatste componisten uit de klassieke Weense school. Zijn leraar was niemand minder dan Mozart, bij wie hij als pianowonderkind zelfs tussen zijn achtste en zijn tiende jaar in huis woonde.
Het idioom waarin Hummel zijn leven lang schreef, leek sterk op dat van de vroege Beethoven, die evenals hij in de jaren '90 les van Haydn had gekregen. Aanvankelijk gold Hummel als een groot en veelbelovend talent, maar tegen het eind van zijn leven was hij een conservatieve componist geworden. Het was de tijd waarin Beethoven tot de uiterste grenzen van zijn taal ging, en waarin Schubert en Berlioz het nieuwe tijdperk van de Romantiek inluidden. Hummel was echter Hummel gebleven. Zijn oeuvre omvat, naast talrijke werken voor piano, composities in nagenoeg alle denkbare genres behalve de symfonie. Dat terrein liet hij over aan zijn grote rivaal, Beethoven, met wie Hummel een stormachtige vriendschapsrelatie onderhield. In tegenstelling tot Beethoven, die met kernachtige motieven enorme 'bouwwerken' wist op te trekken, schreef Hummel pakkende, in zichzelf besloten melodieën die zich slecht leenden tot 'bouwen'. Wel wist hij die melodieën met kleurige en glinsterende omspelingen te versieren. Hummels maatschappelijke carrière voerde hem als kapelmeester langs Eisenstadt (bij prins Esteházy op voorspraak van Haydn), Stuttgart en Weimar, waar hij in contact kwam met Goethe. Daar schreef hij in 1828 zijn driedelige bundel Ausführlich theoretisch-practische Anweisung zum Pianoforte Spiel, dat tegenwoordig dient als een belangrijke informatiebron voor de historische uitvoeringspraktijk.

Oeuvre
Ca. 65 werken voor piano (solo en vierhandig); ca. 40 orkestwerken waaronder 11 pianoconcerten; 36 kamermuziekwerken voor diverse bezettingen, merendeels met piano; 22 theaterwerken waaronder 5 ernstige opera's, 2 opere buffe en 5 Singspiele; ruim 20 religieuze werken.