XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Hanns Eisler

betekenis & definitie

Hanns Eisler (Leipzig 1898-Berlijn 1962) was een Duitse componist die een brug sloeg tussen de klassieke en de populaire muziek.

Met zijn socialistische strijdliederen speelde hij in de periode tussen de twee wereldoorlogen een belangrijke rol in de arbeidersbeweging. De teksten, vaak van Bertold Brecht, werden daarin fel uitgelicht in een muzikaal idioom dat verwant was aan dat van zijn concurrent Kurt Weill. Met de tegenstrijdige combinatie van mineurtoonsoorten en snelle marsritmes die in een soort ostinato herhaald werden, met elementen uit de jazz, en met een doorzichtige maar penetrante instrumentatie gaf Eisler aan zijn tijd een eigen geluid vol dreiging en 'gevaar', als het scherpe gebit van een roofdier. De prooi waarop het roofdier loerde, was de burgerlijke samenleving.

Eisler groeide op in Wenen als jongste zoon van een filosoof en een slagersdochter. Het scherpzinnige intellect kreeg hij van zijn vader mee, het strijdbare sociale bewustzijn van zijn 'volkse'moeder. Wat 'het socialisme' en 'het volk' was, dat leerde hij als jonge soldaat in de Eerste Wereldoorlog, waar hij diende in een bataljon met Hongaarse boeren en arbeiders. Terug in Wenen ging Eisler, die al vanaf zijn tiende componeerde, compositie en piano studeren aan het conservatorium. Daarnaast nam hij privé-theorieles bij Arnold Schönberg. Enige tijd liet Eisler zich door Schönbergs twaalftoonssysteem beïnvloeden, maar toen hij in 1925 naar Berlijn vertrok en daar lid werd van de communistische partij, kwam het tot een breuk met Schönberg. Alles wat 'elitair' en 'burgerlijk' was, werd afgezworen. Niet alleen Schönberg, maar ook Kurt Weill werd als'burgerlijk' beschouwd. Maar Weill en Eisler werkten beiden nauw samen met Brecht. Op diens harde, sarcastische teksten schreef Eisler in Berlijn vele liederen (bijv. het Solidaritätslied), cantates (Die Massnahme 1930), toneel- en filmmuziek (in 1931 het toneelstuk Die Mutter en de film Kuhle Wampe). Als eerste gaf Eisler zijn filmmuziek, los van het beeld, de functie van een contrapunt. Samen met Theodor Adorno schreef hij later een studie: Composingforthe Films (1947).

Na de machtsovername door de nazi's in 1933 vertrok Eisler via een omweg naar de VS. Hij vestigde zich in Hollywood, waar hij filmmuziek componeerde en werkte aan zijn Hollywood Liederbuch. Wederom werkte hij samen met Brecht, o.a. in diens Galileo Galilei (1947).

De communistenjacht van senator McCarthy maakte dat Eisler in 1948 uit de VS werd verdreven. Tijdens de laatste jaren van zijn leven woonde hij in Oost-Berlijn, waar hij werd geëerd en o.a.het volkslied van de DDR schreef. In 1959 ging in de Berlijnse Opera zijn antifascistische cantatereeks Deutsche Sinfonie (1939) in première. Over zijn politiek geëngageerde werken verklaarde hij: 'De waarheid is dat liederen het fascisme niet kunnen vernietigen. Maar ze zijn nodig.'

Oeuvre
8 cantates; 6 werken voor stem en orkest; honderden liederen met piano of klein instrumentaal ensemble; 38 toneelmuziekpartituren; filmmuziek bij 42 films; 15 orkestwerken, allemaal bewerkingen van zijn film- en toneelmuziek; ca. 30 werken voor kamermuziek ensembles.