XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

Guus Janssen

betekenis & definitie

Guus Janssen (Heiloo 1951) is een Nederlands componist en pianist die met één been in de wereld van de gecomponeerde muziek staat, en met het andere been in die van de geïmproviseerde muziek.

De platenkast van zijn ouders waarin klassieke muziek, jazz en populaire muziek ongeordend door elkaar stonden, beschouwt Janssen als zijn muzikale bron die hem later bracht tot een muzikale opvatting van inhaken en voortborduren op allerlei verschillende stijlen. In Ives vond hij een verwante geest. Janssen benadert de klassieke genres, jazz en niet-westerse muziek op een eigenzinnige manier. Onbevangen tast hij toe en vormt de 'gevonden voorwerpen' vervolgens om tot iets eigens. Hij is sober in het gebruik van zijn middelen en heeft een onbedwingbare behoefte de rust te verstoren met hortende beweging en abrupte tempowisselingen. Guus Janssen studeerde piano bij Jaap Spaanderman en compositie bij Ton de Leeuw aan het Amsterdamse conservatorium. Als pianist was hij enige tijd verbonden aan het Asko-Ensemble waar hij hedendaags gecomponeerd repertoire speelde. Het Asko voerde zijn Muziek voor blazers uit (1972) en ook zijn Octet (1978). Daarnaast begaf hij zich in de geïmproviseerde muziek. Hij leidde improvisatiegroepen waaronder het Guus Janssen Septet en hij trad op met geestverwanten als Theo Loevendie en Maarten Altena. Hij doet dat tot op heden.

Zijn muzikale dubbelloopbaan werd gehonoreerd met twee prijzen: als improvisator kreeg hij in 1981 de Boy Edgar-prijs, en als componist ontving hij in 1983 de Matthijs Vermeulen-prijs. Improviseren en componeren zijn bij Janssen echter met elkaar verstrengeld: de improvisaties tonen een duidelijk besef van vormstructuur, terwijl de composities vaak elementen van improvisatie bevatten. Zijn definitie van improviseren luidt: 'Improviseren is keuzes maken. Foute keuzes maken, rondhollen op zoek naar een gat in de plint waarlangs je weg kunt.' Dit devies gaat ook op voor zijn componeren. De 'foute' keuzes zijn in dat geval, zoals componist Rob Zuidam het formuleerde, 'zorgvuldig geconstrueerde mislukkingen'. In zekere zin voelt hij zich verbonden met de barokmusici uit de 18e eeuw, die ondanks hun uitgeschreven partijen zelf bijv. cadensen improviseerden en becijferde bassen uitwerkten (zie basso continuo). In navolging van deze uitvoeringspraktijk liet hij in de partituur van zijn opera Noach (1994) plekken 'open' waar van de spelers een improvisatie wordt verwacht.

Oeuvre
3 opera's; 6 vocale werken voor zang en instrumentaal ensemble; 31 instrumentale werken voor diverse kleine bezettingen; 12 orkestwerken waaronder Keer (1988).