XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 15-03-2017

George Enescu

betekenis & definitie

George Enescu (Liveni 1881-Parijs 1955) was een Roemeens violist en componist van een oeuvre waarin hevige romantische emoties worden gevat in klassieke vormen. Enescu componeerde in een laatromantisch idioom, doortrokken van chromatiek. In combinatie met de ingewikkelde meerstemmigheid van zijn composities leidt de chromatiek soms tot een zekere grauwheid van de klankkleur. Een van zijn mooiste werken is het Octet voor strijkers op. 7 (1900).

Enescu was in ieder opzicht een wonderkind: op zijn vierde begon hij viool te spelen onder de hoede van zigeunerviolist Chioru. Toen hij vijf was, kreeg hij pianoles en begon hij te componeren. Als violist, pianist en componist werd hij een van de opmerkelijkste figuren van zijn tijd. Een van zijn vroegste werken is een 'opera' voor viool en piano die uit 24 maten bestaat, een werkje dat hem dierbaar bleef. Aan het eind van zijn leven speelde hij het tijdens een radio-interview als roerende hommage aan zijn jeugd. Toen hij zeven jaar oud was, belandde hij op het Weens conservatorium waar hij onder anderen Brahms ontmoette. Later speelde hij er als jongste lid van de Wiener Philharmoniker onder leiding van Mahler en Brahms. Zo jong als hij was, hij weigerde mee te doen aan de toenmalige controverse tussen de Wagneren Brahms-aanhangers: hij hield van beide componisten en hun beider idioom is in zijn werk terug te vinden.

Vanaf zijn veertiende studeerde hij aan het Parijse conservatorium. Hij kreeg compositieles van Massenet en Fauré, en met de cellist Casals, pianist Cortot en violist Thibaud speelde hij kamermuziek. Enescu koesterde levenslang een grote liefde voor Bach, van wie hij een omvangrijke collectie partituren bezat. Als een van de eersten zette hij Bachs solosonates voor viool op zijn programma. Hij was bevriend met de Roemeense koningin, en bij haar ontmoette hij zijn latere vrouw Marie Cantacuzino.

Als oprichter van de Roemeense componistenbond heeft Enescu zich vurig ingezet voor de muziek uit zijn eigen land. Bekendheid kreeg hij vooral met zijn twee Roemeense rapsodieën op. 11 (1901) voor orkest, die hij steeds maar weer moest dirigeren hoewel hij zelf meer waarde hechtte aan zijn symfonieën. Enescu's oeuvre is niet erg omvangrijk, want als uitvoerend musicus had hij weinig tijd om te componeren. 'In de muziekwereld ben ik vijf-in-één,' stelde hij vast, 'componist, dirigent, violist, pianist en leraar (zijn beroemdste leerling was Jehudi Menuhin). Ik hecht de meeste waarde aan mijn compositietalent en geen sterfelijk wezen kan zich meer gezegend voelen.'

Oeuvre
20 orkestwerken; géén vioolconcert!; 27 kamermuziekwerken in wisselende bezetting; 8 koorwerken; 12 werken voor piano; 1 solostuk voor harp.