XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Edgard Varèse

betekenis & definitie

Edgard Varèse (Parijs 1885-New York 1965) was een Amerikaanse componist van Franse afkomst, die in de jaren twintig van de vorige eeuw het pure geluid als expressief klankmiddel ontdekte en de vitale kracht van ritmiek en slagwerk exploreerde. Gefascineerd als hij was door de moderne techniek liet Varèse zich inspireren door machinale processen en creëerde hij de voorwaarden voor de ontwikkeling van de elektronische muziek. Met compositiesals intégrales en ionisations, waarin percussieve elementen een dragende rol spelen, schiep hij tevens de basis voor de emancipatie van het slagwerk in de muziek van de 20ste eeuw.

Varèse groeide op als kind van Franse ouders in Parijs. Hij was acht jaar oud toen hij met zijn vader in 1893 naar Turijn verhuisde. Tegen de wil van zijn vader in, die een technische opleiding voor zijn zoon ambieerde, koos Edgard in 1903 voor een muziekstudie in Parijs. Hij studeerde aan de'Schola Cantorum' en het 'Conservatoire', waar hij lessen volgde bij Albert Roussel, Charles Bordes, Vincent D'lndy en CharlesMarie Widor. In 1907 vertrok de leergierige Varèse naar het bruisende Berlijn, waar hij kennismaakte met de revolutionaire muziekesthetiek van Ferruccio Busoni en de atonale muziek van Arnold Schönberg. Na zes geestelijk en compositorisch vruchtbare Berlijnse jaren keerde hij in 1913, vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, terug naar Parijs. In de Franse hoofdstad leerde hij Debussy kennen en verkeerde hij in leringen van dichters en beeldende kunstenaars, waaronder Apollinaire, Cocteau, Léger, Derain, Modigliani, Delaunay en Dufy. De oorlog, materiële onzekerheid en een gevoel van perspectiefloosheid waren voor hem aanleiding om Parijs reeds na twee jaar weer te verlaten: in 1915 scheepte Varèse zich in richting New York De 'nieuwe wereld' werd zijn tweede vaderland. In New York zocht de componist aansluiting bij de Amerikaanse avant-garde en onderhield hij contacten met de dadaïsten Marcel Duchamp en Francis Picabia. Hier ontstonden baanbrekende composities (Amériques 1918-20, Offrandes 1921/23, Hyperprism 1922/23, Octandre 1923, lntégrales 1924/25, Arcana 1925-27, lonisatians 1929-31). Hij zette zich in voor eigentijdse Amerikaanse componisten en richtte in 1921 de 'Internat ional Composers Guild' op en in 1928 samen met Henry Cowell' de 'Pan American Association of Composers'.

In zijn hoedanigheid als dirigent voerde hij op Amerikaanse podia werken uit van vooraanstaande Europese componisten, zoals Stravinsky, Berg en Webern. Lezingen over zijn klankutopieën en zijn visioenen van een 'electric instrument' voerden hem naar diverse steden in de Verenigde Staten. In 1950 was hij gast bij de Darmstädter Ferienkurse. Na 1936 (na het jaar van zijn compositie Density 21.5) werd zijn compositorische arbeid onderbroken door steeds langere creatieve impasses. De zeer snelle ontwikkelingen van de elektronica, waarvan Varèse één van de vurigste voorstanders was, leken de componist eerder te verlammen dan te inspireren. Tussen 1936 en zijn dood in 1965 voltooide Varèse slechts twee composities: Déserts (1950-54) en de tape-compositie Le Poème électronique voor de Brusselse wereldtentoonstelling in 1958. Ondanks zijn beperkte, in totaal uit slechts twaalf gepubliceerde werken bestaande, oeuvre had Varèse zich als pionier van de moderne muziek een internationale reputatie verworven . Aan het begin van de jaren zestig werden zijn werken opnieuw uitgegeven. Varèse stierf als een beroemd man in 1965 te New York.

Werken:
Het relatiefkleine oeuvre van Varèse neemt binnen de muziek van de 20e eeuw een bijzondere positie in. De tussen 1918 en 1936 in Amerika ontstane werken, van Amériques tot Density 21.5, zijn in hun radicaliteit zonder voorbeeld. Over zijn vroege werken kunnen alleen vermoedens worden geuit, want de composities die vóór zijn vertrek naar Amerika zijn ontstaan, werden bijna allemaal tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog door een brand in een Berlijns warenhuis vernietigd. De schaarse documenten die resteren, verraden invloed van Strauss en vooral van Debussy, een invloed die ook in Amériques (1918-20) nog voelbaar is. In deze orkestcompositie speelt het slagwerk reeds een belangrijke rol en wijst het gebruik van twee sirenes vooruit naar latere composities, zoals lonisations voor 13 slagwerkers (1929-31) en Ecuatorial voor bas, ensemble en slagwerk (193234). Het geloei van de sirenes vormt een poging om de tussenruimten van de chromatische toonladder in te vullen en het getempereerde toonsysteem te doorbreken. In composities als Offrandes voor sopraan, kamerorkest en slagwerk (1921), Hyperprism voor orkest en slagwerk (1922/23), Octandre voor blazersensemble (1923) en lntégrales voor kamerorkest en slagwerk (1924/25) treedt het percussieve element steeds meer op de voorgrond en valt Varèses toenemende voorkeur voor blazersbezettingen te bespeuren. Scherp geaccentueerde ritmes, onregelmatige metra, dissonante en statisch overkomende klankmassa's, én een athematische, collage-achtige opbouw worden tot specifieke kenmerken van Varèses muziek. Tussen 1936 en 1961 voltooide de componist slechts twee werken: Déserts (1950-54) en Le poème électronique (1957/5 8). In beide composities maakt hij gebruik van technische geluidsdragers en brengt hij een tribuut aan de elektronische muziek.

In Déserts voor ensemble en tape wisselen live gespeelde episoden en tapesecties elkaar af. Voor de tapegedeeltes heeft de componist geluiden uit ijzergieterijen, houtzagerijen en fabrieken in Philadelphia opgenomen. Varèses visioen van een ruimtelijke muziek ('spatial music') manifesteert zich in de tapecompositie Le poème électrique voor de Brusselse wereldtentoonstelling van 1958. Varèse: 'Le poème électrique vormt het muzikale gedeelte van een klanken lichtspektakel dat werd gepresenteerd tijdens de Brusselse wereldtentoonstelling in het Hollandse Philips-paviljoen, ontworpen door Le Corbusier, die ook het visuele gedeelte verzorgde. Het werk bestond uit door de ruimte heen bewegende lichtstralen, op muren geprojecteerde beelden en mu ziek. Er werden 425 luidsprekers over de ruimten verdeeld en er waren 20 versterkers. De luidsprekers waren zo geplaatst dat er 'klankroutes' ontstonden zodat je de indruk had dat de muziek door het paviljoen heen liep, in het gebouw ronddraaide (...) Voor de eerste keer hoorde ik mijn muziek letterlijk in de ruimte geprojecteerd (...)'. Vanuit een huidig perspectief vormen Varèses tot 1936 ontstane werken fascinerende klankutopieën. Hoewel hij zijn composities met conventionele middelen heeft gerealiseerd, zijn ze in feite reeds elektronisch geconcipieerd. Varèses scheppingscrisis in de jaren veertig en vijftig juist in de tijd waarin de elektronische muziek haar grootste successen vierde suggereert dat Varèses rol die van een profeet is geweest.

Oeuvre:
10 werken voor orkest of ensemble met slagwerk: Amériques (1918-21), Offrandes (1921), Hyperprism (1922/23), Octandre (1923), lntégrales (1924/25), Arcana (1925-27), lonisation (1929-31), Ecuatorial (1932-34), Density 21.5 (1936); 2 composities met technische geluidsdragers (tape): Déserts (1950-54), Poème électronique (1957/58); enkele onvoltooide werken en gepubliceerde lezingen.