XYZ van de klassieke muziek

Katja Reichenfeld (2003)

Gepubliceerd op 21-03-2017

Diderik Wagenaar

betekenis & definitie

Diderik Wagenaar (Utrecht 1946) is een Nederlandse componist die zich in eerste instantie ontpopte tot een product van de'Haagse school' van Louis Andriessen en consorten. In die tijd schreef hij 'luide, agressieve, ritmisch energetische muziek die wars is van elk neoromantisch sentiment,' zoals componist Gene Carl de Haagse muziek definieerde.

In zijn latere werk krijgen het expressionisme van de Tweede Weense School en de invloed van Debussy steeds meer de overhand. Wagenaar studeerde aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag piano bij Simon Admiraal en theorie bij Jan van Dijk. Het waren de analyse lessen van Kees van Baaren die hem uiteindelijk aan het componeren deden slaan. Sinds 1990 doceert hij aan datzelfde conservatorium Theoretische vakken en Muziek van de 20e eeuw. Wagenaar experimenteerde in zijn vroegste werken met een veelheid aan stijlen, zoals jazz, serialisme en Wagneriaanse elementen. Met Tam tam (1978-79) vond hij zijn eigen weg. Harde 'Haagse' werken die uitblonleen in strakke vormgeving en stug stuwende ritmiek. In de composities daarna namen de gelaagdheid en complexiteit toe, met als hoogtepunt het orkestwerk Metrum (1981-84). Vanaf het begin van de jaren 'go van de 20e eeuw werd Wagenaar geleidelijk lyrischer en doorzichtiger. Met werken als Lent, vague, indécis (1993), Trois poèmes en prose (1995) waarvoor hij in 1996 de Matthijs Vermeulen Prijs kreeg, en Galilei (2000) bracht hij de obsessieve Haagse ritmiek en harmoniek en de Weens-Franse lyriek op geheel eigen wijze bijeen.

Oeuvre
Ruim 20 werken, voornamelijk kamermuziek en werken voor groter ensemble; 6 orkestwerken, o.a.1 voor saxofoonkwartet en orkest, 1 voor sopraan en orkest, 1 voor koor en orkest.