Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Gepubliceerd op 16-01-2023

Kerstboom

betekenis & definitie

een met kaarsen en sieraden opgetuigde dennenboom, die in den Kersttijd (gewoonlijk van Kerstavond tot Driekoningen) veelal in de huisgezinnen wordt geplaatst bij de → Kerstkribbe en waarvan het licht de komst van Christus, het Licht der wereld, moet symboliseeren.

Het gebruik ontstond in Duitschland omstreeks het jaar 1550 en vond veel verspreiding in het protestantsche noordelijke deel van dat land, doch is niet van protestantschen oorsprong. Het wortelt veeleer in de gebruiken van de Germanen, die in de donkere maand December den altijd groenen dennenboom, als teeken van de aanstaande herleving der natuur, met bijzondere feestelijkheden omringden. Dit heidensche gebruik werd later in verband gebracht met het zuiver christelijke gebruik van de z.g. Paradijsspelen in den voorhof der domkerk. De tooneelactie bewoog zich vooral rondom een met appelen behangen boom, die den levensboom van het paradijs voorstelde en die later op zijn beurt in verband werd gebracht met den Kruisboom, waaraan de levensvrucht, Christus, hing. Lichten droeg deze boom oorspronkelijk niet, maar gaarne omringde men hem met kaarsen.

Voor het volk werden nu de Paradijsboomen, Kruisboomen, Christusboomen, Kerstboomen. Van de kerk plantte het gebruik zich voort naar de huisgezinnen, waar de boom met geschenken werd behangen en wel bij voorkeur met gouden appelen, die nu niet meer aan den boom der kennis van goed en kwaad uit het paradijs herinnerden, doch aan Christus, de levensvrucht.