Bouwdeel, ongeveer in den vorm van een verticaal geplaatsten, gestrekten cylinder. Gewoonlijk bestemd om een daarop geplaatsten last (balk of architraaf, boog) te dragen.
De z. is het grondelement van de Grieksche en Romeinsche architectuur (→ Griekenland en → Romeinsche Rijk, sub Bouwk.). De z. wordt aan het ondereinde gewoonlijk ingeleid door het → basement, terwijl het → kapiteel het boveneinde markeert; het (ongeveer) cylindrische hoofdlichaam heet → schacht.
De meeste z. zijn in steen uitgevoerd, hoewel de oorsprong van het motief waarschijnlijk uit den houtbouw moet worden afgeleid (boomstammen). Ook ijzer en beton komen als materiaal in aanmerking.Bijzondere vormen zijn: de triomf- of gedenkzuil, die vrijstaand wordt opgericht ter herinnering aan eenigen persoon of gebeurtenis en hoogstens een beeld of beeldhouwwerk draagt; en verder de halfzuil (soms driekwart-zuil), die als versiering tegen een gevel of wand wordt geplaatst en een half (resp. driekwart) cirkelvormige doorsnede vertoont. Vgl. → Pijler en → Kolom.
v. Embden.
Voor de Zuilen van Heracles, zie → Heracles.