Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zegel

betekenis & definitie

bekrachtigingsteeken van een ➝ oorkonde, verkregen door afdruk in een plastische stof van een harde matrijs, waarin het kenteeken van den bezitter gegraveerd is. De plastische stof bestaat gewoonlijk uit was, welke men sinds de 11e eeuw begint te kleuren; daarnaast was vanaf de 9e eeuw ook metaal in gebruik (bullen), vooral lood (aan pauselijke oorkonden).

De oudste z. zijn rond; in de 12e eeuw komt de Gotische spitse vorm in zwang; daarnaast kent men nog het ovaal, de ruit enz. De middellijn loopt uiteen van 30 tot 115 mm. Naar de afbeelding onderscheidt men majesteits-, ruiter-, wapen-, hagiographische z., enz. De afbeelding wordt omsloten door een randschrift.

Naar de wijze van bevestiging onderscheidt men opgeplakte en uithangende z. De eerste verkrijgt men door een kruis- of stervormige insnijding in de schrijfstof te maken; daarop giet men de was en drukt de matrijs daarin af. Uithangende z. worden meest aangebracht aan een staart (van leer, perkament, hennep, zijde, enz.), welke door een insnijding in de schrijfstof gehaald is en waarvan de beide uiteinden door het zegel worden samengehouden. Metalen zegels zijn steeds uithangend. Plaatsing geschiedt meestal rechts beneden de oorkonde.

Bullen zijn steeds aan twee zijden bezegeld. Van de 12e tot de 16e eeuw bracht men vaak aan de keerzijde der waszegels een kleineren zegelafdruk aan, het zgn. tegenzegel. Meerdere z. kunnen aan eenzelfde oorkonde voorkomen; het zijn die van den uitvaardiger en van hen, die hun goedkeuring of instemming betuigen. Soms zegelde ook de ontvanger na ontvangst bij wijze van reçu.

Het z. vertegenwoordigde in de M. E. zijn eigenaar in rechte en gaf wettelijke bewijskracht aan het bezegelde stuk. Het canonieke recht kende deze kracht slechts ten volle toe aan de z. van bisschoppen, exempte abten en vorsten, zelfs wanneer het acten van derden (aliena negotia) betrof.

De wetenschap der z. noemt men zegelkunde, sigillographie of sphragistiek. Zij is een hulpmiddel der diplomatiek bij het vaststellen van de echtheid der oorkonden.

Lit.: Th. Ilgen, Sphragistik (in: Grundrisz der Geschichtswissenschaft; uitg. d. A. Meister, I 4 21912); A. De Boüard, Manuel de diplomatique française et pontificale (I 1929, 333-364). Boeren.

Zegel en brief (oud-vaderlandsch recht). De overdracht van onroerend goed geschiedde in de M. E. veelal voor het gerecht. Van de handeling werd een door het gerecht gezegelde oorkonde (carta) opgemaakt, die aan den kooper ter hand gesteld werd. Derden, die aanspraken op het onroerend goed maakten, konden deze op de terechtzitting doen gelden. Na onderzoek dezer aanspraken ging de levering al of niet door.

Binnen het tijdsverloop van jaar en dag na de laatste afkondiging der overdracht konden dergelijke aanspraken nog steeds geldend gemaakt worden; van dat tijdstip af vervielen ze. Naast dezen vorm van overdracht kwam ook levering voor door een oorkonde, die het zegel van een graaf, edelman of prelaat droeg, in welk geval de handeling niet voor het gerecht geschiedde. Zie ook ➝ Oorkonde.