Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Zaadplanten

betekenis & definitie

(ook: Phanerogamen, Siphonogamen, Anthophyten of Spermatophyten) zijn alle hoogere planten met bloemen, waarin de meeldraden de mannelijke en de stampers de vrouwelijke geslachtsorganen zijn. Na de bevruchting ontstaat er een vrucht, waarin de zaden worden aangetroffen.

De z. staan tegenover de Cryptogamen (varenplanten en alle lagere planten, zooals mossen, algen, schimmels en eencellige planten), welke geen zaden voortbrengen, maar zich op allerlei andere verschillende manieren vermenigvuldigen. Tot de z. behooren de naaktzadigen of Gymnospermen (bijv. den en spar) en de bedektzadigen of Angiospermen (bijv. tulp, boterbloem).

Het aantal der levende soorten van de z. bedraagt ca. 175 000. De z. vertoonen een dergelijke → generatiewisseling als de mossen en de varenplanten.

De sporophyt is hier sterk ontwikkeld; het is de heele plant met wortels, stengels, bladeren en bloemen, die ontstaat uit de bevruchte eicel. Homoloog met de sporen der varens en mossen zijn de stuifmeelkorrels en de embryozak van den → zaadknop.

De gametophyt is sterk gereduceerd. De mannelijke gametophyt ontstaat uit de kiemende stuifmeelkorrel, terwijl de zich ontwikkelende embryozak de vrouwelijke gametophyt voorstelt.

Melsen.