Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Wolf

betekenis & definitie

Friedrich August, Klassiek philoloog. * 15 Febr. 1759 te Hagenrode bij Nordhausen, ✝ 8 Aug. 1824 te Marseille. Studeerde onder Heyne te Göttingen, waar hij zich als eerste liet inschrijven als studiosus philologiae.

Dank zij o.m. een knappe uitgave van Plato’s Symposium tot prof. in de philologie en de paedagogie benoemd te Halle (1783), waar hij 20 jaar doceerde; dan vanaf 1807 prof. te Berlijn. Met zijn Homerusuitgave en vooral de Prolegomena ad Homerum (1795), waarin hij het Oud-Grieksch epos voorstelde als een conglomeraat van losse zangen, in verschillende tijden naamloos ontstaan, geleidelijk uitgegroeid en pas in de 6e eeuw v.

Chr. schriftelijk opgeteekend, opende hij na D’ ➝ Aubignac het Homerisch probleem (⇾ Homerus) en het critisch onderzoek der oude literatuur. Hij bracht ook de nieuwe, encyclopaedische opvatting der philologie als „Altertumswissenschaft” in voege.

Vooral als professor, bezieler en voorlooper was hij zeer invloedrijk in de 19e eeuw.L i t.: F. A. W., Ein Leben in Briefen (uitg. 8. Reiter,

3 dln. 1935).
V.Pottelbergh.
2° Hugo, de belangrijkste liedercomponist na Schubert en Brahms. * 13 Maart 1860 te Windischgratz, ⇾ 22 Febr. 1903 te Weenen. Van l884-’87 was hij muziekcriticus van het „Wiener Salonblatt”, waarbij hij zich door zijn felle aanvallen op Brahms en zijn vlijmscherpe pen talrijke machtige vijanden maakte.

Sinds ong. 1897 krankzinnig. W. bracht de techniek van het lied op een tot dusver niet overtroffen hoogte. In tegenstelling met Schubert componeerde hij uitsluitend op teksten van groote literaire waarde.

Werken: o.a. symphonisch gedicht Penthesilla; de 53 Morike-liederen, de liederen op teksten van Eichendorff en Goethe, van het Spanisches Liederbuch (1890), Italienisches Liederbuch; zijn laatste liederen op teksten van Michel Angelo (1896); opera’s: Der Corregidor (1895) en Manuel Vanegas (onvoltooid).

Uitg.: gezamenlijke uitgave zijner liederen in talrijke banden verschenen bij Editie Peters (Leipzig).

L i t.: o.a. E. Decsey, H. W. (l31934; standaardwerk). Kleinere biographieën: E. Newman (Eng. 1907); E. Schnitz; Morold (21920); Grunskv (1928); Benevisti-Viterbi (Ital. 1932).

3° Julius, economist. * 20 April 1862 te Brno. Prof. te Zürich, Breslau, Berlijn. Grondlegger der rationaliseeringstheorie over de oorzaken van den achteruitgang; tegenstander van staatsbemoeiing en verdediger van het kapitalistisch productiestelsel.

Voorn, werken: Sozialismus und Kapitalistische Gesellschaftsordnung (1892); Nationalökonomie als exakte Wissenschaft (1908); Die letzten Ursachen des Geburtenrückgangs unserer Tage (in: Archiv für Sozialwissenschaft, Bd. 37); Die Bevölkerungspolitik der Gegenwart (1918); Die neue Sexualmoral u. das Geburtenproblem unserer Tage (1928).

4° Lodewijk De, priester, geschiedkundige. * 1 Juni 1876 te Brugge, ✝ 12 Nov. 1929 aldaar. Doctor in wijsbegeerte en 'letteren (geschiedenis). Priester gewijd 1899, werd hij leeraar te Oostende in 1902, onderpastoor te Beselare in 1911 en godsdienstleraar aan de rijksmiddelbare school te Brugge in 1920. Tal van geschiedkundige bijdragen liet hij verschijnen, vooral in Biekorf, waarvan hij sinds 1900 een der meest gewaardeerde medewerkers was en sinds 1920 de ongeëvenaarde leider. Allossery.

Lit.: P. Allossery, In memoriam L. De W. (1930).

5° Max, astronoom, een der pioniers van de astronomische pliotographie. * 21 Juni 1863 te Heidelberg, ✝ 3 Oct. 1932 aldaar. Studeerde te Heidelberg, promoveerde daar in 1888; 1890 privaatdocent te Heidelberg; 1893 directeur van de sterrenwacht te Königstuhle; van 1902 tot zijn dood hoogleeraar te Heidelberg. Verwierf zich bekendheid door de ontdekking in 1898 van een planetoïde door toepassing van de photographische methode; vanaf dat tijdstip nam door die methode het aantal ons bekende planetoïden zeer snel toe. Uiterst belangrijk zijn W.’s photogr. onderzoekingen over den Melkweg en zijn photogr. en spectrographisch werk over galactische en extragalactische nevels.

Reesinek.

6° Petrus, meer bekend als: Lupus, Carmeliet. Geboren in de omgeving van Tienen, ✝ 1580 te Mechelen. Nog student te Leuven, wist hij als een van de studentenleiders een aanval af te slaan van Maarten van Rossum in 1542. Werd doctor te Leuven op 6 Febr. 1569; daarna spoedig prior en provinciaal. Werkte aan de verbetering der kloostertucht. Op het algemeen kapittel der Orde te Piacenza in 1575 werd hij tot commissaris en visitator aangesteld voor de kloosters der Nederduitsche provincie en voerde aldaar zijn reformatie door. In Mechelen als een heilige vereerd, wist hij de stad voor Philips II te behouden in 1579; doch het jaar daarop viel de stad in handen van de Calvinisten en werd hij met 80 gezellen op de markt wreed vermoord.

Lit.: Bibliotheca Carmelitana (II 1927).

C. Speet.