Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Wissel

betekenis & definitie

of wisselbrief, een schriftelijke opdracht van den onderteekenaar (→ trekker) om de daarin uitgedrukte som op een bepaalden dag (vervaldag) in een bepaalde plaats te betalen, hetzij aan den trekker zelf, hetzij aan een derde. Gewoonlijk luidt deze opdracht ten behoeve van een derde of diens order, hetgeen wil zeggen dat de derde-verkrijger van den wissel dezen aan een volgenden houder door → endossement kan overdragen.

Degene die houder is van den wissel op den vervaldag, moet dezen op de in den wissel aangeduide plaats ter verkrijging van betaling aanbieden. De vervaldag kan met name zijn aangeduid, doch ook door een clausule als: „op vertoon”, „14 dagen na zicht”, dan wel op zekeren tijd na de dagteekening van den wissel.

Bij niet-betaling ten vervaldage of op een der twee daaropvolgende werkdagen moet de houder → protest van non-betaling doen opmaken (tenzij hij daarvan door den trekker of een → endossant, door een clausule als „zonder kosten”, „zonder protest”, is ontslagen), waarna hij voor de wisselsom met rente en kosten verhaal kan nemen op elk zijner voormannen, die jegens hem hoofdelijk aansprakelijk zijn (→ Regres). Een speciale vorm van regres is een → herwissel.

Indien zulks niet in den wissel verboden is, kan elke wissel vóór den vervaldag aan den betrokkene ter acceptatie worden aangeboden. Door op den wissel zijn handteekening te stellen, al of niet onder „geaccepteerd” of soortgelijke uitdrukking, maakt de betrokkene zich zelf tot acceptant, en verbindt hij zich tot betaling op den vervaldag, eventueel slechts van het gedeelte van de wisselsom, waarvoor hij accepteerde.

De houder ten vervaldage van een geaccepteerden wissel, en iedere latere regelmatige houder, heeft dan ook rechtstreeks op den acceptant een vordering voor het geaccepteerd bedrag.De betrokkene is jegens den trekker tot acceptatie verplicht, indien hij dit beloofd heeft, ofwel het noodige fonds in handen heeft, waaronder is te verstaan dat de betrokkene een bedrag, minstens gelijk aan het bedrag van den wissel, opeischbaar aan den trekker schuldig is.

Bij gebreke van acceptatie is eveneens regres of herwissel mogelijk.

Van blanco-acceptatie is sprake, wanneer een debiteur aan zijn crediteur, van wien hij regelmatig goederen betrekt, een slechts van zijn accept voorzien wisselformulier doet toekomen. Staat na verloop van zekeren tijd vast, wat de crediteur te vorderen heeft, dan vult deze het bedrag van zijn vordering en de overige noodzakelijke vermeldingen in.

De betaling van een wissel kan geheel of gedeeltelijk worden verzekerd door borgtocht, „aval” genaamd. Dit geschiedt door op den wissel te stellen de woorden „goed voor aval” of een soortgelijke uitdrukking, door den avalgever onderteekend, ofwel bij afzonderlijk schrijven. De avalgever is in het algemeen op gelijke wijze verbonden als degene voor wien hij aval gaf; dit kan zijn de betrokkene, of wel een krachtens den wissel aansprakelijk persoon. Een wissel kan in meerdere exemplaren („prima”, „secunda”, enz.) worden uitgegeven, welke in den tekst moeten worden genummerd. Dit geschiedt wel ter vergemakkelijking van de acceptatie. Betaling van het geaccepteerd exemplaar bevrijdt ten aanzien van de overige.

Het grondbeginsel van het wisselrecht is, dat derden mogen afgaan op hetgeen zij weten of kunnen weten. Zij, die uit hoofde van den wissel worden aangesproken, kunnen de verweermiddelen, gegrond op hun persoonlijke verhouding tot den trekker of tot vroegere houders, niet aan den houder tegenwerpen, tenzij deze bij de verkrijging van den wissel desbewust ten nadeele van den schuldenaar heeft gehandeld.

De wissel wordt in Ned. recht geregeld in de art. 100-173 van het Wetboek van Koophandel, zooals deze o.m. zijn gewijzigd bij de Wet van 25 Juli 1932, Stbl. nr. 405. Ariëns.

Dezelfde beginselen gelden nagenoeg voor België, waar het wisselrecht geregeld is door de wet van 20 Mei 1872. Daarbij dient aangemerkt, dat België tot de Internationale conventie van Genève van 7 Juni 1930 voor de eenmaking van het wisselrecht is toegetreden. Door de wet van 16 Aug. 1932 werd deze conventie goedgekeurd. De teksten, die de bestaande wetgeving aan de door de Conventie voorgestelde hervormingen moeten aanpassen, zijn evenwel tot heden nog niet wettelijk vastgesteld.

Lit.: Molengraaff, Leidraad (II 61930); Polak-Scheltema, Handboek voor het Nederlandsch Handels- en faillissementsrecht (III 1936) ; Chr. Zevenbergen, Leerboek van het Ned. Recht der Order- en Toonderpapieren (1935); R. F. van Lier, De nieuwe wettelijke bepalingen omtrent wissels, chèques (1933); L. Fredericq, Beginselen van Belgisch Handelsrecht 1927). Rondou.

Economisch. De rol van den w. in het handelsverkeer is tweeledig: die van betalingsmiddel en die van middel tot credietverschaffing. Als binnenlandsch betalingsmiddel heeft de w. veel van zijn beteekenis verloren, daar veelal per chèque of per post- of bankgiro wordt betaald. In het goederenverkeer met het buitenland en vooral met overzeesche gewesten (de eigen koloniën daaronder begrepen) blijft de w. als betalingsmiddel een groote rol spelen. Zie → Documentaire wisselbrief.

De wissel is verder een doelmatig middel tot credietverschaffing, daar de in den wisselbrief geïncorporeerde vordering op gemakkelijke wijze door endossement aan de credietgevende bank in → onderpand of in → disconto kan worden gegeven. De waarde van den w. als credietverschaffingsmiddel wordt vooral bepaald door de credietwaardigheid van het wisselpersoneel, vooral van den acceptant. Zie ook → Acceptcrediet. Huysmans.