Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Winkel

betekenis & definitie

(Bouwk), hoofddoel van een moderne winkelinrichting is, den voorbijganger en den klant de voorradige waren zoo volledig en voordeelig mogelijk te toonen en tot binnen gaan en koopen te lokken. De voorbijganger dient getroffen te worden door het uiterlijk van het geheel, hetzij doordat de waren worden uitgestald achter een in het gevelvlak geplaatst groot venster, bij voorkeur omlijst met min of meer kostbaar materiaal (marmer, edele houtsoort, tegels), hetzij doordat de toegang tot de w. voert door een overdekt portiek, aan alle zijden omgeven door vitrines.

Eenerzijds is het noodig, dat de winkelpui (het front van de zaak) van verre opvalt, anderzijds dat zij door haar verschijning de aandacht niet afleidt van de uitgestalde waren zelf; daarom geen te opzichtige kleuren, geen nikkel of chroom. De afmetingen der winkelruiten dienen te worden aangepast aan den aard der waren (juweelen, geneesmiddelen, preciosa e.d.: klein; auto’s, meubelen: groot); de wensch van vele winkeliers, hun ruiten zoo groot mogelijk te maken, is niet zonder restrictie gemotiveerd.Bijzondere zorg eischt de verlichting der vitrines, welke alweer het geëtaleerde zoo gunstig mogelijk moet releveeren en geen onjuiste schaduwen moet geven, terwijl de lichtbronnen (lampen) wegens hun afleidenden invloed aan het oog onttrokken moeten worden. Bijzondere zorg eischt het gevaar, dat de groote ruiten gaan spiegelen, waardoor de inhoud der vitrine practisch onzichtbaar wordt. Een oordeelkundige dagverlichting komt hieraan tegemoet; bovendien worden speciaal gevormde, niet spiegelende, gebogen winkelruiten in den handel gebracht. In dit verband dient ook de zonwering vermelding: vele waren zijn niet bestand tegen directe bestraling door zonlicht (bijv. sigaren); daarom verdient in het algemeen een ligging van winkels op de Noord-zijde aanbeveling. Overigens dienen hiertegen zonneschermen of markiezen te worden aangebracht, die vele winkelstraten hun karakteristiek aanzien verschaffen en waarmede bij den bouw reeds aanstonds rekening dient te worden gehouden.

De inwendige inrichting van den w. moet worden aangepast aan het bijzondere karakter der verhandelde waren; algemeene regels vallen niet te geven. Er zijn winkels, waar klanten en winkelier duidelijk zijn gescheiden door de toonbank (levensmiddelen, sigaren), er zijn andere waar een nauwer contact gewenscht is (kleederen, woninginrichting, enz.). Algemeen is het streven, ook in het interieur de in voorraad gehouden waren zoo volledig en overzichtelijk mogelijk te etaleeren; in kleinere zaken door rondom aangebrachte muurplanken en glazenkasten, in grootere door hier en daar geplaatste vitrines (bij voorkeur met eigen binnenverlichting); voor bepaalde branches is het inrichten van speciale toonkamers gewenscht (woninginrichtingen, enz.). Ook de materiaalkeus voor het interieur zij aangepast aan den aard der verkochte artikelen: tegels, glas e.d., „hygiënische” materialen in levensmiddelenzaken, kostbare houtsoorten e.d. in zaken van luxe-artikelen, enz.

Voor het winkelbedrijf, zie dat artikel. Zie ook → Winkelsluiting enWinkelbediende.

v. Embden.