Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Willem Dupaix

betekenis & definitie

41e abt van Floreffe, philoloog en dichter; * te Gembloers, ✝ 1574 te Luik. Hij werd tot abt gekozen in 1552, in 1560 aangesteld tot vicaris van den abt-generaal van Prémontré en tot visitator der circarie van Floreffe.

Hij presideerde het generaal-kapittel van 1562. Hij liet een bundel gedichten verschijnen: Poëmata sacra (Luik 1577).Lit.: Biogr. Nat. Beige; Goovaerts, Ecrivains, artistes et savants de l'Ordre de Prémontré; Barbier, Histoire de Floreffe (I Namen 21892, 278); Dict. De Seyn. Erens Félix Antoine Philibert Dupanloup Bisschop van Orléans, een der voormannen der Kath. beweging in Frankrijk in de 19e eeuw. * 1802 te Saint Félix (bij Chambéry), ✝ 1878 op het kasteel Lacombe (in Savoye). Hij was de eerste conférencier van Notre Dame, seminarie-president, redacteur van L’Ami de la Religion. Als redenaar en polemisch schrijver wierp hij zich met Lacordaire en De Montalembert vol vuur in den strijd om de vrijheid van onderwijs.

In 1849 werd hij bisschop van Orléans, in 1854 lid van de Fransche Academie, waar hij in 1871 weer uittrad wegens de opneming van den atheïst Littré. D. was een der hoofden van de „liberale” Katholieken, waaruit heftige botsingen met de Univers van L. Veuillot volgden. Tijdens het Vaticaansch Concilie was hij tegen de opportuniteit van de dogmaverklaring der Pauselijke onfeilbaarheid, na de afkondiging daarvan onderwierp hij zich volkomen. Na den Fransch-Duitschen oorlog was hij afgevaardigde naar de Assemblée Nationale van 1871. Behalve oratorische werken heeft hij ook veel geschreven over opvoeding.

Voornaamste werk: De L’Education (3 dln. 1850).

Lit.: Lagrange, Vie de Mgr. D. (3 dln. 71894), niet geheel onpartijdig, hetgeen op scherpe wijze is gecorrigeerd door Maynard, Mgr. D. et M. Lagrange (21884). Gorris Henri Duparc Fransch componist; * 21 Jan. 1848 te Parijs, ✝ 1932; leerling van César Franck; moest reeds in 1885 wegens een zenuwziekte met componeeren ophouden en was sedert 1912 geheel krankzinnig. Niettemin zijn er in de enkele jaren, die hem tot componeeren vergund waren, een aantal zeer persoonlijke en opmerkelijk oorspronkelijke liederen ontstaan, die tot het beste behooren van de nieuwere liedkunst. Verder zijn een symphonisch gedicht Lénore (1875), eenige pianostukken en een orchestrale nocturne Aux étoiles bewaard gebleven.

Lit.: O. Léré, Musiciens français d’aujourd’hui (1921). Reeser Duperron → Anquetil-Duperron.