Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Walther von der Vogelweide

betekenis & definitie

De grootste der Duitsche minnesinger. * Ca. 1170, ♱ ca. 1230, waarschijnlijk bij Würzburg. Hij trad op aan het hof van Weenen, in wedstrijd met Reimar den Ouden; doch na den dood van hertog Frederik II moest hij uit Weenen weg en leidde hij een twintigtal jaren een zwervend leven. Hij mengde zich in den strijd tusschen den Hohenstaufer Philips van Zwaben en den Welf Otto IV, voor Philips, tegen Otto en paus Innocentius III. Na Philips’ dood sloot hij zich bij Otto aan, toen deze zich op zijn beurt den pauselijken ban op den hals had gehaald.

Intusschen verbleef hij nog aan het hof van Thiiringen met Wolfram van Eschenbach en verscheen ook aan andere hoven. Tot hij van den jongen Hohenstaufer Frederik II een klein leen kreeg bij Würzburg, ca. 1220. Zijn liederen zingen van de Minne; maar de conventioneele vormen dezer kunst weet hij met echt, frisch leven te bezielen; andere huldigen de heeren, in wier dienst hij stond; of zijn godsdienstige liederen tot God, tot Maria, tegen de wereld, liederen van inkeer, kruistochtliederen. Zijn spreuken zijn politieke pamfletten in den strijd tegen den paus, of andere strijdgedichten; maar ook leerarend over riddereer en deugd boven aardsche goed onder Gods hulde.

De warmte van eigen levenservaring en levenswijsheid heeft hem een eereplaats verzekerd onder de beste lyrische dichters aller tijden.Uitg.: Lachmann (1827; waarvan de 8e uitg. bezorgd werd door C. v. Kraus 1923); W. Wilmanns (1869; waarvan de 4e uitg. bezorgd werd door Miehels, 1924). Lit.: Wilmanns-Michels, Leben u. Dichtung W.’s (1916; vermeldt de lit. tot dit jaar); C. v. Kraus zette de bibliographie voort tot 1930.