Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Waag

betekenis & definitie

Gebouw, opgericht ten behoeve van den markthandel, waar door de stedelijke overheid werd zorg gedragen voor het juiste afwegen van de verhandelde waren. Het is dus een instelling tot waarborging van de gewichtszekerheid; „het recht van Wage” behoort tot de oudste privilegiën, welke de steden van de landsheeren trachtten te verwerven. Aanvankelijk werd op het marktplein een eenvoudig weeghuisje geplaatst, waarin de balansen met gewichten waren ondergebracht (de w. te Schoonhoven van 1617 herinnert nog het meest aan dezen vorm). Dikwijls ook werd de w. aanvankelijk ondergebracht in een deel van het raadhuis (Gouda, Sluis, Middelburg, Kuilenburg, ’s Heerenberg, Hulst), eerst later worden afzonderlijke, meestal vrijstaande, gebouwen regel (Deventer, Nijmegen, Leeuwarden, Amsterdam, Zutphen, Haarlem, Leiden, Gouda, Alkmaar, enz.; Gewoonlijk bestaat de w. uit een, soms in twee of meer beuken onderverdeelde, groote ruimte gelijkstraats, van meerdere zijden (soms zelfs met wagens) toegankelijk, bestemd voor het plaatsen der weegtoestellen, en rondom of althans aan meerdere zijden omgeven door groote luifels, terwijl op de verdieping vertrekken voor burgerwacht en gilden zijn ondergebracht.

Dikwijls heeft een stad meerdere waaggebouwen, voor de verschillende soorten van koopwaren. Het onderscheid tusschen w. en markt- of koophal (waar wél werd verhandeld, doch niet gewogen) is niet overal scherp te trekken. v. Embden.