Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vraag en aanbod

betekenis & definitie

duidt in economischen zin aan: twee partijen, aanbieders en vragers, die elkaar op de markt ontmoeten. Door hun loven en bieden ontstaat de marktprijs. Als regel zullen beide partijen niet als gesloten groepen tegenover elkaar staan (➝ Monopolie, economische macht), doch zal naast de concurrentie tusschen v. en a. ook nog zijn concurrentie der aanbieders onderling en der vragers onderling. De overwegingen, waardoor vragers en aanbieders zich laten leiden, zijn van economischen en van niet-economischen aard.

Een geheel eenzijdige oriënteering op economisch voordeel leidt tot verwaarloozing van de voorschriften der zedenwet, der rechtvaardigheid en liefde, in de encycliek Quadragesimo Anno als de noodzakelijk leidende beginselen aangegeven. Het aanbod gaat in hoofdzaak uit van ondernemingen, die zich bij hun economische waardeering zullen laten leiden door de gemaakte productiekosten en de behoefte, die zij hebben aan geld of de tegenprestaties der vragers. Als vragers treden op andere ondernemingen of personen, die behoefte hebben aan de aangeboden goederen of diensten en koopkracht hebben om hun behoeften in geld tot uitdrukking te brengen. De economische positie van aanbieders en vragers is uiteraard aan veranderingen onderhevig, zoodat ook het resultaat van het loven en bieden, de prijs, aan veranderingen onderhevig is.

Men drukt dit uit door te zeggen, dat de prijs van goederen en diensten onderhevig is aan de wet van vraag en aanbod.De formuleering van deze verhouding tusschen vraag en aanbod eenerzijds en den prijs anderzijds aldus, dat bij toeneming van de vraag en niet gelijke stijging van het aanbod de prijs zal stijgen en bij stijging van het aanbod en niet gelijke toeneming der vraag de prijs zal dalen, is echter onvolledig. Want er is wisselwerking in dien zin, dat de prijs ook de sterkte van de vraag en de grootte van het aanbod beïnvloedt. Prijsstijging zal kunnen leiden tot vergrooting van het aanbod door uitbreiding der productie en tot inkrimping van de vraag, indien de koopkracht der vragers niet in gelijke mate als de prijs gestegen is. Prijsdaling zal kunnen leiden tot beperking van het aanbod door achterhouden van voorraden (➝ Valorisatie) of inkrimping van de productie (➝ Kartel; ➝ Restrictie) en tot vergrooting van de vraag, doordat minder koopkrachtige vragers ook in de gelegenheid komen in de markt te treden. Zoo zouden dus de prijsveranderingen automatisch tegenwerkende krachten te voorschijn roepen bij v. en a. Er zou dus een streven zijn naar een evenwicht in den prijs.

Deze werking treedt echter in de werkelijke verhoudingen niet altijd naar voren. Veel hangt hierbij af van de elasticiteit en niet-elasticiteit, die v. en a. vertoonen (➝ Elastische vraag; ➝ Elastisch aanbod). Wanneer een evenwichtige verhouding tusschen v. en a. niet aanwezig is, spreekt men van een gedeeltelijke of algemeene ➝ crisis. Men meent in de toenemende in elasticiteit der economische verhoudingen een der groote oorzaken te kunnen zien van de veelvuldigheid en de langdurigheid der crises in de huidige maatschappij.

Bij de prijsbepaling van sommige goederen, die regelmatig opnieuw worden geproduceerd, spelen niet enkel de onmiddellijk te bevredigen vraag en het onmiddellijke aanwezige aanbod een rol, maar ook de toekomstverwachtingen (→ Termijnhandel). Zie ook Aanbodcurve (met schema); Prijs; Prijstheorie. v. Berkum.