Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Veiligheidswetgeving

betekenis & definitie

(in Nederland). De wet van 1895 (minister van der Sleyden) beoogt de beveiliging bij het verblijven in fabrieken en werkplaatsen. Uitvloeisel van de ➝ parlementaire enquête van 1886 (onderdeel: onderzoek naar de toestanden in fabrieken en werkplaatsen) en van het vervolg: onderzoek van de Staatscommissie Rochussen. Groote moeilijkheid was de groote delegatie van macht, de uitwerking van de voornaamste artikelen, 6 en 7, die slechts richtlijnen geven, door het Veiligheidsbesluit, weldra ook het Electrotechnisch Veiligheidsbesluit.

Delegatie is echter noodzakelijkheid om de zeer technische en dus telkens veranderende omstandigheden.Werkingssfeer vooral: alle productieplaatsen, waar krachtwerktuig of vijf of meer personen werken. De wetswijziging van minister Verschuur (nog niet in werking getreden) breidt de sfeer uit o.a. tot binnenvaart, bouwwerken, enz.

Art. 6 geeft den grondslag voor regeling in Veiligheidsbesluit: hoe fabriek of werkplaats behoort te zijn in verband met veiligheid. Bepalingen voor vrije lucht, ruimte, verlichting, voorkomen brand en ongevallen, kleedkamers, schaftlokalen, privaten. Art. 7 geeft den grondslag voor: wat in fabriek of werkplaats moet worden gedaan, in verband met veiligheid. Bepalingen voor zindelijkheid, temperatuur, atmosfeer, hulp voor ongevallen, enz.

Contrôle vooral door Arbeidsinspectie, die o.a. eischen kan stellen,

1° Ten aanzien van vertoeven van personen in ruimten, waar hooge of lage temperaturen, schadelijke dampen, gassen of stof voorkomen of waar gevaar voor vergiftiging bestaat,
2° Ten aanzien van het verstrekken van goed drinkbaar water. Zie ook ➝ Stoomwet enStoomketel (sub Ketelproef en Ketelinspectie).

Lit.: P.W.J.H. Cort van der Linden, Arbeidswetgeving (in: De Rechtskennis van den ingenieur). Veraart.

In België zijn de maatregelen betreffende de veiligheid en de gezondheid van het personeel, werkzaam in de handels- en nijverheidsondernemingen, georganiseerd door de wet van 2 Juli 1899, gewijzigd door de wet van 25 Nov. 1937. Voor die wet tot stand kwam, was de regeering slechts gemachtigd veiligheidsmaatregelen voor te schrijven voor de bedrijven, die als hinderlijk, gevaarlijk of ongezond ingedeeld waren. Sinds die wet is de regeering gerechtigd veiligheidsmaatregelen te treffen voor alle bedrijven, zelfs voor die, welke niet onder de hinderlijke, gevaarlijke of ongezonde ondernemingen gerangschikt zijn.

In uitvoering van die wet werd een algemeene verordening getroffen (K.B. 30 Maart 1905, 28 Juni 1929 en 20 Febr. 1933), waarin o.m. behandeld worden:

a) de maatregelen, te treffen met het oog op de hygiëne (o.m. ventilatie, verlichting, verwarming, kleerkamers, privaten, voorziening van drinkwater, enz.);
b) maatregelen, te treffen tot voorkoming van de werkongevallen (o.m. bescherming tegen de aanraking met werktuigen en werktuigdeelen; beveiliging tegen het afvliegen van brokken en splinters en tegen het springen van alle gevaarlijke stoffen; keuring van het gereedschap, enz.); maatregelen, aan de werklieden opgelegd.

Buiten die algemeene verordening werden talrijke speciale K.B. getroffen, die bijzondere veiligheidsmaatregelen voorschrijven voor bepaalde bedrijven; bijv. voor de bouwnijverheid (K.B. 31 Maart 1935), voor de scheepsbouwnijverheid (K.B. 20 Nov. 1906), voor den persluchtcaissonarbeid (K.B. 15 Jan. 1914), voor de loodwitnijverheid (K.B. 30 Maart 1926), enz.

Een belangrijk K.B., dat speciaal verdient vermeld te worden, is dat van 16 Jan. 1932 (achteraf aangevuld door de K.B. van 12 Febr. 1932 en 9 Mei 1932) betreffende de eerste medische hulpmiddelen, die in de nijverheids- en handelsondernemingen beschikbaar moeten zijn. Dit K.B. geeft o.m. den inhoud op van de verbandtrommels; de uitrusting van den eersten hulppost, alsook van de rustkamer. Zie ook ➝ Stoomwet en ➝ Stoomketel (sub Ketelproef en Ketelinspectie).

Lit.: R. De Jongh, Codex der Sociale Wetgeving (1938, blz. 1074-1234). Rondou.

In Ned.-Indië werd onder den naam veiligheidstoezicht de dienst van het stoomwezen bij Stbl. 1925 nr. 119 toegevoegd aan het ➝ Kantoor van Arbeid. De dienst omvat:

a) het toezicht op de stoomtoestellen, overeenkomstig de voorschriften van de stoom-ordonnantie (Stbl. 1930 nr. 225) en de stoom-verordening (Stbl. 1930 nr. 339; gewijzigd bij Stbl. 1934 nr. 432 en 1937 nr. 324).
b) Het toezicht op de stoomtoestellen der spoor- en tramwegen voor algemeen verkeer, overeenkomstig de Alg. bepalingen voor Spoor- en Tramwegen (Stbl. 1927 nr. 158).
c) Het toezicht op de naleving van het veiligheidsreglement (Stbl. 1910 nr. 406, herhaaldelijk gewijzigd; laatstelijk bij Stbl. 1931 nr. 168).

Met betrekking tot den dienst van het veiligheidstoezicht is Ned.-Indië verdeeld in vier inspectieafdeelingen.

Lit.: K. J. Boeyinga, Arbeidswetgeving in Ned.-Indië (1926'; A.D.A. de Kat Angelino, Staatkundig beleid en Bestuurszorg in Ned.-Indië (II 1930, waarin op pag. 656 uitgebreide lit.). Olthof.