Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Veiligheid

betekenis & definitie

1° ➝ Beveiligingsmaatregel; Gevaar (strafrecht); Safety first movement; Veiligheidsmaatregel; Veiligheidstoestellen; Veiligheidswetgeving.

2° (Electrotechniek) In het algemeen een inrichting, waardoor een keten bij een bepaalde stroomsterkte (stroomveiligheid) of spanning (spanningsveiligheid) automatisch wordt geopend, ter voorkoming van brandgevaar of beschadiging der in de leiding geschakelde toestellen (➝ Automaatzekering). In het bijzonder: metalen draad of reep in een leiding geschakeld, die bij een bepaalde stroomsterkte smelt (➝ smeltveiligheid). Ter gemakkelijke verwisseling wordt de veiligheids- of smeltdraad in een glazen buisje met geleidende uiteinden aangebracht (buis- of patroonveiligheid) en geplaatst tusschen twee vaste contacten in de leiding, of in een porseleinen stop met schroefdraad, die, evenals de voet eener gloeilamp, in een porseleinen houder wordt geschroefd (schroefveiligheid). De veiligheden eener installatie worden op een bord, veiligheidsbord, of in een kastje, veiligheidskast, verzameld.

Bij grootere installaties gebruikt men voor hetzelfde doel een maximum-uitschakelaar (➝ Uitschakelaar).

v. d. Welt.