Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vegetatie

betekenis & definitie

Geheele gemeenschap van plantaardige en dierlijke organismen, welke in een bepaald gebied wordt aangetroffen, niet te verwarren derhalve met de begrippen flora en fauna, welke betrekking hebben op het geheel aan soorten, dat in bepaald gebied voorkomt. Een bepaald terrein kan arm zijn aan soorten en toch een rijke vegetatie hebben. De wetenschap, die zich bezighoudt met de bestudeering der v. is de planten- en dierensociologie. Deze let niet alleen op het aantal soorten, maar ook op de verhouding, waarin de soorten tot elkaar staan in aantal individuen, en op de wetten, volgens welke de gemeenschappen van planten en dieren zich opbouwen.

Onder v. in het algemeen verstaat men het leven, den groei der planten. Deze kan gelijkmatig doorgaan gedurende het geheele jaar, zooals dit het geval is met de planten van warme, vochtige, tropische gebieden. Waar echter het klimaat wisselend is, vertoont ook de v. der planten een zekere periodiciteit. De vegetatieperiode is dan de tijd, gedurende welken de planten het snelst groeien en nieuwe deelen (wortels, stengels, bladeren, bloemen, vruchten) gevormd worden. De vegetatieperiode wisselt dan af met een rustperiode, die gekenmerkt is door koude of droogte (➝ Tropophyten, ➝ Xerophyten). Door bijzondere eigenschappen zijn de planten in staat het ongunstige jaargetijde te overleven.

Lit.: H. Walter, Einf. in die allgem. Pïlanzengeogr. Deutschlands (1927). Melsen.