Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Vak

betekenis & definitie

centrale Ledental (1 Jan. 1937) In % v. h. totaal (1 Jan. 1937) Ledental (1 April 1938)

N.V.V. 283.400 39,16 302.259
R.K.W. 168.100 23,23 177.322
C.N.V. 108.200 14,96 113.231
N.V.C. 44.600 6,16 45.719

De kleinere vakcentrales zijn: Nationaal Arbeids Secretariaat (N.A.S.) met 11 530 leden (1,57 °/0); Ned. Syndicalistisch Vakverbond (N.S.V.) met 1 875 leden (0,26 %) en Oud Katholiek Vakverbond (O.K.V.) met 600 leden (0,08 %). Dan bevat de statistiek nog niet de jongste spruit, de Nationale Werknemers Vereeniging (N.W.V.), een nationaal-socialistisch aanhangsel, dat 1000 leden zou tellen.

Overigens omvat het niet bij eenige vakcentrale aangesloten deel der v. 105 500 leden (14,68 %).

Van het totaal aantal georganiseerden zijn voorts 466 100 uit het vrije bedrijf; 183 800 personeel in openbaren dienst en 73 700 administratief en technisch personeel.

Het financieel vermogen der v. (vakcentrales en vakbonden bijeen) steeg van 3,8 millioen in 1914 tot ruim 39 millioen gulden op 1 Jan. 1937. Kuiper.

Voor de v. in België, zie → Arbeidersorganisatie (in België); Algemeen Christelijk Vakverbond voor België; Belgische politieke partijen (sub III).

In Ned.-Indië zijn de werknemers tot twee groote groepen te brengen, de Europeesche en met hen gelijkgestelde en de Inheemsche en met hen gelijkgestelde, waarvan de Chineesche wel de voornaamste zijn.

Voor beide groepen zijn de koloniale verhoudingen lang een beletsel geweest om zich te organiseeren; voor de Europeanen het geringe aantal, de groote verspreiding en de omstandigheid, dat voor elk hunner de hoogere rangen open stonden en door de meesten ook bereikt werden; voor de Inheemsche werknemers de omstandigheid, dat een bepaalde vakbekwaamheid niet vereischt werd en niet bestond. Van de Europeanen vereenigden zich het eerst de Gouvernements-ambtenaren: onderwijzers (Ned.-Ind. Onderw. Genootschap) (1894), leerkrachten bij het middelbaar onderwijs (1903), Europeesche onderofficieren (1902), werktuigen bouwkundigen (resp. 1902 en 1908) enz. Later volgden de werknemers in de particuliere bedrijven: cultuurgeëmployeerden (1908), enz.

Eerst de ontwaking van het Oosten na den Russisch-Japanschen oorlog bracht naast activiteit op politiek gebied en grootendeels onder invloed daarvan, organisatie van Inheemsche werkkrachten. Het aantal vakbonden was weldra tot eenige honderdtallen gestegen, waarvan enkele ingeschreven bij het → kantoor van arbeid (op 1 Jan. 1935 : 111 vak-organisaties met 72 675 leden) en in vakcentrales vereenigd. De uit de Europ. vakbeweging bekende strijdmiddelen werden overgenomen en de meestal revolutionnair georiënteerde leiders, veelal tevens de leiders der politieke vereenigingen, werkten bij voorkeur met staking. Door toevoeging van art. 16i bis aan het Wetb. van Strafrecht (Stbl. 1923, nr. 222) heeft de regeering het opruien tot staking strafbaar gesteld in die gevallen, dat verstoring der openbare orde of ontwrichting van het economische leven redelijkerwijze als gevolg van de opruiing te verwachten is, terwijl het lidmaatschap van verschillende vakbonden voor overheidspersoneel verboden is. Hoezeer de politiek in de vakbeweging overheerscht, kan bijv. blijken uit de omstandigheid, dat het eerste Indonesische arbeiders-congres in Aug. 1933 te Soerabaja gehouden, plaats had na onderling overleg van de voornaamste politieke vereenigingen P.B.I. (Persatoean Bangsa Indonesia), P.I. (Partai Indonesia) en P.N.I. (Pendidikan Nasional Indonesia).

De belangrijkste vakcentrales zijn wel: V.V.O. (Verbond van Vereenigingen van Overheidspersoneel), A.V.A. (Associatie van Vereenigingen van Academici), de Federatie van Europeesche werknemers, C.I.V.O. (Centrale van Indische Vereenigingen van Overheidspersoneel), P.V.P.N. (Persatoean Vakbonden Pegawai Negri), F.I.O.O. (Federatie Indonesische organisaties van Overheidsdienaren) en P.S.S.I. (Persatoean Sarekat Sekerdja Indonesia).

Lit.: Mededeelingen omtrent enkele onderwerpen van algemeen belang (Landsdrukkerij Weltevreden, Mei 1922); A. A. de Kat Angelino, Staatkundig beleid en bestuurszorg in Nederlandsch-Indië (II 1930). Olthof.