Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

Uniform

betekenis & definitie

(➝ Lat. uniformis = eenvormig, gelijkvormig) is de naam voor de gelijkvormige kleeding van militairen en enkele andere groepen van personen, zooals politie-, spoorwegbeambten, enz. Het gebruik van u. op groote schaal voor militairen ontstond in de 17e eeuw met de oprichting van de staande legers. Aanvankelijk diende de kleur der u. om de regimenten van elkaar te onderscheiden. De eersten, die volledige u. doorvoerden, waren de Franschen, tijdens Lodewijk XIV.

Deze hebben als voorbeeld gediend voor vele Europeesche legers. Men hechtte toen, en meer nog onder Napoleon, groote waarde aan de sierlijkheid der u. en het valt niet te ontkennen, dat de korpsen, getooid met groote hoofddeksels en met rijk van treswerk en andere versierselen voorziene kleedingstukken en uitgerust met prachtig leerwerk, vaak in witte kleur, door hun verschijnen alleen reeds indruk maakten. De verbetering der vuurwapenen en vooral de invoering van het rookzwakke buskruit in 1871 waren oorzaak, dat de eisch van sierlijkheid voor een groot deel moest wijken voor dien van doelmatigheid. Om op afstand minder zichtbaar te zijn, werden voortaan alle opvallende kleeding- en uitrustingstukken vermeden.

Ook werd de uniform van de officieren, zooveel mogelijk, met die van de manschappen in overeenstemming gebracht. Al bleef de eisch van sierlijkheid, althans netheid, der militaire uniformen gehandhaafd, sedert vorengenoemden tijd vroeg altijd verder gaande perfectionneering der bewapening steeds grootere versobering, meer gemak van beweging en geringere zichtbaarheid. Zag men dan ook bij het begin van den Wereldoorlog in de legers nog uniformen van donkere, soms zelfs van opvallende kleuren, spoedig werden deze kleuren zooveel mogelijk in overeenstemming gebracht met die van het terrein.

Zoo voerden, naar het voorbeeld der Engelschen, die hun koloniale troepen reeds vóór den Wereldoorlog als eersten in ➝ „khaki” kleedden, de Duitschers hun „feldgrau”, de Franschen hun „bleu d’horizon” (sedert kort vervangen door khaki), de Belgen het khaki in.

In Nederland werd het in 1913 aangevangen kleeden der troepen in „grijsgroen” voltooid. Algemeen is de noodzakelijkheid van den stalen ➝ helm als hoofdbescherming gebleken. Sommige legers hebben, naast de velduniform, een zgn. parade-uniform, waarbij aan het blijvend verlangen naar sierlijkheid ruimer kan worden voldaan. Aan tradities dient bij de u. zooveel mogelijk de hand te worden gehouden.

Het in Nederland sedert kort opgerichte Genootschap voor Militaire Traditie en Uniformkunde tracht het zijne daartoe bij te dragen en gemaakte fouten te doen herstellen. Vgl. Tenue. Zie ook ➝ Uniformverbod.Lit.: R. Knötel, Uniformenkunde; id., Handbuch der Uniformkunde (21937, bewerkt en uitgebreid d. H. Knötel en H. Sieg); F. G. Blakeflee, Army Uniforms of the world (1919).

v. Leeuwen.