Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-10-2019

Tielt

betekenis & definitie

Stad in de prov. West-Vlaander e n (IV 432 B 1-2). Opp. 3 465 ha; ruim 12 000 inw. (Kath.). Weefnijverheid: gewoon lijnwaad en vooral jacquard-damast; schoennijverheid; voorname cichoreimarkt.

Klooster en noviciaat der Minderbroeders; Kath. normaalschool voor meisjes; bisschoppelijk college, gesticht in 1686 door de Minderbroeders, werd overgenomen door het bisdom in 1848. T. was een bloeiende lakenmarkt in de M.E.; haar verval begon in 1383 na de verwoesting door de Gentenaren. Het Belfort (gereg. monum. 3e kl.) gebouwd in 1275, werd hersteld in de 15e of 16e e. en met een beiaard verrijkt in 1772. De overblijvende gedeelten van het hospitaal der Grauwzusters, gesticht in de 13e e. door Margaretha van Constantinopel, werden in 1870 afgebroken en vervangen door een nieuw stadhuis.

Hennus.Lit.: J. De Vriendt, Schetsen voor de geschiedenis van Thielt (in: Handelingen van den Koninklijken Geschieden Oudheidkundigen Kring van Kortrijk, nieuwe reeks); P. A. Verschuere, De Minderbroeders te Thielt (1933).

2° Gem. in Belg. Brabant (VI 96 E2); ten Z.W. van Diest; ca. 3 100 inw. (Kath.); opp. 1 845 ha; landbouw.