beteekent ook toestand. Zoo spreekt men van staat van genade, den toestand der ziel, die met de heiligmakende genade versierd is. In het bijzonder in de moraal is er nog sprake van s. in den zin van de functie, die men in de samenleving waarneemt. Zoo:
1° Plichten van staat, nl. die verplichtingen, die op den mensch krachtens zijn s. rusten. Zoo hebben de ouders de strenge verplichting te zorgen voor de godsdienstige en zedelijke opvoeding der kinderen en ook hun lichamelijk en tijdelijk welzijn te behartigen (C.I.C. can. 1113). De kinderen zijn aan de ouders liefde, eerbied en gehoorzaamheid verschuldigd. De plichten van s. der geestelijken worden in can. 124-144 van het Kerk. Wetboek omschreven. Tot de plichten van s. kan men ook rekenen de bijz. beroepsplichten, die het ambt of beroep meebrengen, zoo bijv. van hen, die in overheid gesteld zijn, van medici, rechters, enz.
2° Genaden van staat. Om zijn bovennatuurlijk einddoel te bereiken moet de mensch volbrengen, wat hem onder zware verplichting is opgelegd, ook de plichten van s. Daar God nu aan allen voldoende genade ter zaligheid aanbiedt, schenkt Hij ook de genade om die plichten van s. te kunnen nakomen. Daarenboven geeft liet sacrament des Priesterschaps aan den gewijde, en het sacrament des Huwelijks aan do gehuwden bijz. genaden om hun plichten als priester of als gehuwden getrouw na te leven.
Lit.: J. Salsmans S.J., Rechtelijke Plichtenleer (Deontologia luridica; 1927); id., Geneeskundige Plichtenleer (Deontologia Medica; 1935); id., Plichtenboekje voor Ziekenverpleging (1927). P. Heymeijer.