Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Six

betekenis & definitie

Jan, tweede bisschop van St. Omaars. * 1533 te Rijsel, ♱ 11 Oct. 1586.

Prof. te Leuven; pastoor; vic.-gen. van St. Omaars; lid der Staten-Generaal (1577).

Bisschop van St. Omaars, 6 Mei 1580.2° Jhr. Jan, kunsthistoricus. * 2 Febr. 1857 te Amsterdam, ♱ 8 Dec. 1926 aldaar. 1890 prof. aan de Rijksacademie van beeldende Kunsten, 1896 prof. in aesthetica en kunstgesch. aan de univ. te Amsterdam. S. publiceerde veel over numismatiek en gesch. van de kunst der Grieken en Romeinen.

Lit.: Jaarb. v. d. Kon. Acad. v. Wetensch. (1928-’29, 1 vlg.).

3° Jhr. Jan Pieter, numismaticus. * 6 Nov. 1824 te Amsterdam, ♱ 17 Juli 1899 te Hilversum. Studeerde te Utrecht en later te Amsterdam onder leiding van D. J. v. Lennep Klassieke letteren; was een enthousiast verzamelaar van allerlei merkwaardigheden, vooral van oude munten. Als lid van de Kon. Acad. van Wetensch. leverde hij waardevolle bijdragen over de munten der Ptolemaeën, die van Lycië, Lydië, Cyprus, enz.

Lit.: A. E. J. Holwerda, Levensbericht van J. P. S. (in: Jaarb.

Kon. Ac. v. Wetenseh., 1902).

4° [Six van (de) Chandelier] Joannes, schrijver. Waarsch. * 1620 te Amsterdam, ♱ Febr. 1695. Als zoon van een drogist maakte hij groote Europ. zakenreizen; leefde daarna vanwege zijn zwakke gezondheid in afzondering, zich toeleggend op een nieuwe psalmberijming. Het begin zijner literaire werkzaamheid was meer wereldsch, gelijk blijkt uit zijn Poësy etc. (1657), nadien door hem teruggehouden en vernietigd. Zijn godsdienstige poëzie verscheen onder den titel Davids Psalmen etc. (1674, 1690; beide uitgaven met muziek).

Lit.: G. Frederiks, Tijdsch. voor Ned. Taal- en Lett. (III); J. Koopmans, De nieuwe Taalgids (IX); Te Winkel, Ontwikkelingsgang (IV); Kalff, Gesch. der Ned. Lett. (IV).