Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sigaret

betekenis & definitie

Rookgenotmiddel, bestaande uit zeer dun gesneden tabak, die in potloodvormige hulzen van zeer dun papier gestopt wordt. De vorm is ovaal of rond.

S. zijn dikwijls voorzien van een mondstuk van kurk, karton of goudpapier. Zij worden gerookt op soortgelijke wijze als sigaren.Voor s. gebruikt men drie soorten tabak:

1° Oriënt-tabak, uit Macedonië, Bulgarije en Turkije. Deze tabak is in Egypte voor het eerst voor de sigaretten fabricage benut; vandaar spreekt men van Egyptische s., ofschoon er in Egypte zelf geen tabak groeit.
2° Amerikaansche tabak, te verdeelen in Virginia, Burley en Kentucky-tabak; zij wordt vooral gebruikt in de zgn. Engelsche en Amerikaansche s.
3˚ De zwarte tabak komt veel uit Cuba en omvat verder meerendeels de tabak, die bekend is in de sigarenindustrie, vooral Java, Braziel en Havanna. Deze zwarte s. worden veel gerookt in België, Frankrijk, Spanje, Marokko en Indië.

De fabricage is tegenwoordig volkomen gemechaniseerd. Eerst wordt de mélange gemaakt, nadat de tabak is aangevocht. Hierna worden Amer. tabakken doorgaans „gesausd”, d.w.z. besprenkeld met een vloeistof, welke het aroma en de soepelheid van de tabak verhoogt. Met Oriënt-tabak geschiedt dit meestal niet. Dan wordt de tabak gesneden of gekorven, gewoonlijk op 3/4 mm, en gaat na droging in de sigarettenmachines, waarin een rol (bobine) sigarettenpapier van de vereischte breedte wordt aangebracht; deze rol wordt in de machine gelijktijdig met een stempel bedrukt; de tabak komt op de papierstrook, welke automatisch wordt dichtgevouwen en geplakt, de ontstane sigaret-zonder-eind wordt door een messenstelsel op de juiste afstanden in stukjes gesneden, die daarna op transportbanden vallen. De modernste sigarettenmachine produceert ca. 1 350 s. per minuut.

Voor hygiëne van het sigaretten-rooken en voor statistiek van het verbruik, zie → Tabak. Vgl. ook Tabaksbelasting.

Steinkühler.