Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Shock

betekenis & definitie

(Eng., = stoot) (geneesk.). Men spreekt van een shockwerking, als door een plotseling sterke prikkeling van een zintuigzenuw, bijv. door een stomp in den buik, een intensief geluid, reflectorisch een sterke verlammende werking op het hart of het zenuwstelsel wordt uitgevoerd.

Bij inbrengen van een soort-vreemd eiwit in de bloedbaan kan er een paralyseerende werking op de bloedfunctie worden uitgeoefend: men spreekt dan van anaphylactische shock. Het ontploffen van granaten tijdens een aanval, wanneer de soldaten onder sterke geestelijke spanning staan, al of niet gepaard met een letsel der hersenen door een granaatsplinter of door luchtdruk, kan tot gevolg hebben, dat nog tijden later het psychische evenwicht verstoord blijft; men spreekt dan van shell-shock. Klessens.