Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 14-10-2019

Sanctie

betekenis & definitie

1° (moraal) in breeden zin iedere vergelding van een daad door belooning of straf, in enge beteekenis alleen de strafvergelding, speciaal die positieve s., welke van den menschelijken wetgever afkomstig is. De natuurlijke s. vormen de gevolgen, welke uit het al of niet onderhouden van de wet natuurlijkerwijze voortvloeien, zooals bijv. het eeuwig geluk of het gemis daarvan; de positieve s. wordt als zoodanig bepaald door God of den menschelijken wetgever (Kerk, Staat). P. de Jong.

2° (Volkenrecht) De statensamenwerking na den Wereldoorlog, georganiseerd in den Volkenbond, maakt het mogelijk, gelijk in het nationale recht, naleving van internationale rechtsregels door dwang te eischen. Dezen eisch stelde Benedictus XV reeds in zijn bekenden vredesoproep van 1 Aug. 1917. Zij is voor zoover mogelijk verwezenlijkt in het handvest van den Volkenbond, speciaal in art. 16, dat den leden van den Volkenbond de verplichting oplegt om als een lid in strijd met de art. 12, 13 of 15 tot den oorlog overgaat, alle financieele en economische relaties af te breken. Naast deze economische s. spreekt art. 16 lid 2 nog van militaire sancties.

Algemeen wordt aangenomen, dat een bij den Volkenbond aangesloten staat slechts s. heeft toe te passen, als hij zelf erkent, dat de staat, tegen wien opgetreden moet worden, in strijd met zijn verplichtingen tot oorlog is overgegaan. In zulk een geval moeten de economische s. toegepast worden, terwijl dat t.a.v. de militaire s. niet vaststaat. Art. 16 lid 2 is in deze zeer onnauwkeurig. De voornaamste toepassing van de economische s. had plaats in 1935 in den oorlog Italië-Abessynië. Verschillende staten hebben niet meegedaan, als Zwitserland, Oostenrijk, Hongarije en Albanië. Uit die toepassing is de Volkenbond niet versterkt naar voren gekomen.

Toch moet men met Yves de la Brière vaststellen, dat het beginsel van internationale s., op zich zelf beschouwd en onafhankelijk van zijn toepassing in 1935, een groote vooruitgang in het volkenrecht beteekent. L. Janssens.

Lit.: François, Handb. v. h. Volkenrecht (II 1933).