Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Politiek

betekenis & definitie

Begrip en aard Men kan alle bewuste menschelijke activiteit politiek noemen. Zoo spreekt men van huiselijke p., economische p., enz.

Hier wordt onder p. slechts verstaan: het voeren van staatkunde.Beperkt men zich tot Europa in den nieuweren tijd, dan moet scherp worden onderscheiden (voor het vasteland) in het tijdvak vóór en na de Fransche Revolutie. Vóór de Fr. Revolutie kennen wij slechts de p. van vorsten en van de door hen aangewezen ministers; in Ned. de p. van regentenfamilies met de p. van raadpensionarissen en stadhouders. Met de Fr. Revolutie komt het denkbeeld, dat de volken hun lot staatkundig zelf in handen moeten nemen; een gedachte, die in Engeland dan reeds langen tijd bestond. Wel is waar heeft nog hevige reactie plaats op het vasteland van Europa (Napoleon I, Restauratie), maar omstreeks 1848 is het in een aantal Europ. landen toch zoover, dat de burgerij door het parlement een belangrijk woord in de p. meespreekt.

Omstreeks de zeventiger jaren wordt het in een aantal landen zóó, dat het overwicht in het bepalen der staatkunde bij de parlementen berust (zie → Parlementair stelsel). In eenige belangrijke landen, Rusland, Oostenrijk-Hongarije, Pruisen, komt men niet zoover.

Na den Wereldoorlog treedt in verschillende landen om verschillende redenen een nieuwe reactie in. In 1922 krijgt Mussolini de volle staatkundige macht in Italië; in 1933 Hitler (met zijn omgeving) in Duitschland. In een aantal andere landen is het pleit: dictatuur—parlementaire democratie, nog niet beslecht.

Doel Het doel van p. als staatkunde is: het op grooter of kleiner gebied onder leiding van bepaalde denkbeelden verwezenlijken van maatregelen, die, binnen het kader van de taak eener grootere of kleinere gemeenschap, tot welzijn moeten strekken van vorst, land en volk. Het ideaal wordt bereikt, indien vorst, land en volk in het welzijnsstreven worden vereenigd, zonder schade voor andere vorsten, landen en volken. In de practijk is dat heel dikwijls niet het geval geweest. Een zeer groot deel van alle staatkunde hield geen rekening met de belangen van andere vorsten, landen en volken; ja het eigen belang van vorst, land en volk scheen slechts gediend te zijn, indien wat buiten de eigen grenzen lag zooveel mogelijk werd benadeeld.

Onderscheid in politiek Het eerste voorname onderscheid is dat tusschen buitenlandsche en binnenlandsche staatkunde. De buitenlandsche is gericht op de bevestiging of versterking van de positie van het eigen land, als staatkundige macht of economisch geheel, t.o.v. andere landen en volken. Pogingen om deze buitenl. staatkunde te binden aan regelen van het recht (internationaal publiek- en privaatrecht) hebben voor het privaatrecht reeds belangrijke resultaten bereikt, maar voor het publiekrecht sinds den Wereldoorlog (om ons daartoe te beperken) niet, ten gevolge van een overdreven nationalistisch streven in de buitenl. staatkunde van vele landen (Volkenbond, zijn pogingen en mislukkingen).

De binnenlandsche p. valt in een groot aantal deelen uiteen: cultureele, sociale, economische, technische staatkunde. Onder de cultureele moet voorop worden gesteld: de regeling van de verhouding tot de groote cultureele machten als kerk en zedelijkheid (kerkelijke p., concordaat, zedelijkheidspolitiek). Veel binnenl. p. is gedecentraliseerd, vooral in Ned. (gemeentepolitiek, waterschapspolitiek, naast landspolitiek). Erkend wordt dan, dat een aantal belangen beter in kleinen kring van nader belanghebbenden (souvereiniteit in eigen kring, ook publiekrechtelijke bedrijfs- en beroepsorganisatie) onder hooger toezicht kunnen worden behartigd dan rechtstreeks door de staatsmacht.

Politiek en partijwezen

P., indien gevoerd in een parlementaire democratie, is ondenkbaar zonder partijwezen. Gezond partijwezen berust op de verschillende staatkundige levensbeginselen van de deelen der moderne menschheid. Deze levensbeginselen kunnen gaan tot den godsdienst (zooals gedeeltelijk in Ned.), maar kunnen zich ook beperken tot de sfeer der sociale economie of van de positie van het land tusschen de verschillende landen of van de vormen van regeeringsbeleid. De strijd tegen partijwezen, van fascisme of nationaal-socialisme, berust op de overtuiging, dat staatkunde slechts nationale staatkunde is en dan slechts geïnspireerd mag zijn door de overtuiging van één leider omtrent die nationale staatkunde.

Misvattingen over politiek De algemeenste misvatting over p. is wel, dat zij vooral zou zijn: slimheid, sluwheid, achterklap, stoken, complotteeren, intrigueeren. Niet te ontkennen valt, dat dit bij veel zoogenaamd staatkundigen of politici wordt aangetroffen, maar men vindt het evenzeer buiten de staatkundige milieu’s — tot in de kringen van de wetenschap toe! Zeker is, dat al dit kwaad met werkelijke p. niet te maken heeft. De groote staatkundigen hebben er zich dan ook het minst aan bezondigd. Politici van den tweeden of derden rang, die grooter gezichtskring misten, zijn het vooral, die met deze ondeugden de staatkunde ontsieren.

Wie zuiver over p. en politici wil oordeelen, moet zich toeleggen op het scherp onderkennen van de doeleinden en van de middelen. Zonder vooroordeel moet hij zich tegenover doeleinden, middelen en de strevende politici stellen. Hij zal dan leeren oordeelen, en in een aantal gevallen veroordeelen. Maar hij zal wezen van bijkomstigheid leeren onderscheiden.

Lit.: J. A. Veraart, Opstellen over politiek (1929); id., Staatkundige Kronieken (1932); id., Fascisme en Democratie, in: Acta Augustiniana (1932). Veraart.