Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Plant

betekenis & definitie

Begrip De p. is de laagste soort van levende wezens. Voor de wijsgeerig-wetenschappelijke definitie zie → Leven (sub A en B) en Levensverschijnselen. In het dagelijksche leven verstaat men onder p. dikwijls alleen die levende wezens, welke gekenmerkt zijn door wortels, stengels en bladeren, met name de mossen, de varenplanten en de zaadplanten. Tot het plantenrijk behoren echter nog vele lagere p., die meer eenvoudig van bouw zijn.

Hiertoe behooren de korstmossen, de schimmels (w.o. paddenstoelen) en de wieren of algen, terwijl ook vele eencellige wezens (gist, bacteriën, diatomeeën en flagellaten) als p. beschouwd moeten worden. Een kenmerk, dat aan zeer vele p. toekomt, is dat zij zich grootendeels voeden met het koolzuur der omgeving, waarmee zij bij het koolzuurassimilatieproces en andere daaraan vastknoopende processen de verschillende organische, meest zeer ingewikkelde koolstofverbindingen maken, waaruit de p. voor een groot gedeelte bestaat. Behalve koolzuur wordt veel water opgenomen en bovendien verschillende voedingszouten, welke daarin in opgelosten toestand voorkomen.Een scheikundige analyse van een p. leert, dat zij voor een zeer groot gedeelte (dikwijls meer dan 90%) bestaat uit water en dat koolstof, waterstof en zuurstof de voornaamste elementen zijn, die in de p. voorkomen. Andere bestanddeelen, die men steeds in de p. kan aantreffen, zijn : stikstof, phosphor, zwavel, calcium, kalium, magnesium en in geringe mate ijzer. Bij gebrek aan een dezer elementen kan een p. zich niet normaal ontwikkelen. In de meeste p. komen ook nog wel andere elementen voor, zooals natrium, chloor en silicium, doch deze zijn in de meeste gevallen niet als noodzakelijke elementen te beschouwen.

De levensduur van de p. is verschillend. Sommige lagere p., die zich op ongeslachtelijke wijze door deeling of knopvorming voortplanten, leven slechts enkele uren, terwijl zij in rusttoestand jarenlang kunnen leven, zonder opvallende levensverschijnselen te vertoonen. Onder de zaadplanten maakt men onderscheid tusschen → eenjarige p. (plantae annuae), → tweejarige p. (plantae biennes) en → meerjarige p. (plantae perennes).

Zie verder → Plantenvijanden en andere samenstellingen met Plant(en)-.

Lit. : O. Warburg, Die Pflanzenwelt (3 dln. 1913(22) ; Fitting, Die Pflanze als lebender Organismus ’1917). Metsen.

Jeugdvorm. Vsch. soorten van p. vertoonen eenigen tijd na het zaaien andere bladen takvormen dan op lateren leeftijd. Gedurende dit jeugdtijdvak, dat bij de boomen eenige jaren kan duren, is de p. in den regel ook onvruchtbaar. De afwijkingen in bladvorm wijzen op een verwantschap met andere plantensoorten, waar die bladvorm blijvend is. Een voorbeeld vindt men bij sommige Australische acacia’s, die slechts als jonge zaailingen een bladschijf bezitten, zooals dat bij verwante soorten tot op hoogen leeftijd het geval blijft. Eveneens bij Juniperus, waar sommige soorten, bijv. J. communis, steeds naaldvormige bladeren bezitten, andere later schubvormige bladeren gaan dragen, zooals bijv. J. virginiana. Bij enkele naaktzadige boomen, o.m. Cryptomeria en Chamaecyparis heeft men de jeugdvormen door stekken of enten kunnen bestendigen, zoodat men groote exemplaren kweekt, die uitsluitend de naaldvormige bladeren dragen, welke op het zaaibed aan de schubvormige plegen vooraf te gaan. Rietsema.

In de symboliek is, behalve het dier, de plant de meest aangewezen materie voor symbolische uitbeelding; vooral in de Romaansche kunst zeer veelvuldig aangewend. Ieder heilige krijgt zijn speciale bloem of plant als attribuut: palm der overwinning, lelie der zuiverheid, enz.

Lit.: Vinc. v. Beauvais, Speculum naturale (Dowaai 1624); Wackernagel, Die Farbenu. Blumensymbolik des M. A. (1872).