(wisk.).
1° Periodieke breuk, → Breuk.
2° Periodieke functie. Een functie f(x) heet (enkelvoudig) periodiek, als er één en slechts één getal ? bestaat, zoodanig dat voor iedere waarde van x geldt f(x + ?) = f(x). Men noemt ? de periode van de p. f. Voor definitie van dubbelperiodiek, zie → Elliptische functie.
3° Periodieke kettingbreuk is een → kettingbreuk, waarbij een positief geheel getal q gevonden kan worden, zoodanig, dat van een bepaald rangnummer af an en bn dezelfde waarde behouden, als de index n met q wordt vermeerderd. Elk irrationaal getal, dat de wortel is van een vierkantsvergelijking met geheele coëfficiënten (bijv. √2), kan als een regelmatige p.k. worden geschreven.
Lit.: → Kettingbreuk.
v. d. Corput.