Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Periode

betekenis & definitie

1° In de stijlleer een rhythmische volzin van zekeren omvang, die in de protasis de aandacht van den hoorder of lezer tot een hoogtepunt van spanning doet stijgen, waarna in de apodosis die spanning langzaam vervloeit. De Klassieke redenaars, o.a. Demosthenes en Cicero, waren meesters in den bouw van de periode. In een taal met sterk synthetischen zinsbouw als het Latijn is de p. dan ook een geliefkoosde stijlvorm, meer dan in onze moderne talen met hun analytisch karakter.

Toch hebben o.a. Kloos en v. Deyssel prachtige p. gebouwd.v. Marrewijk.
2° (Muziek) In den muzikalen zinsbouw een afgesloten phrase, bestaande uit voor- en nazin.
3° (Wisk.) → Periodiek.
4° (Sterrenk.) → Chandler (2°).